[Servernaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de LDAP-server.
[Serveradres]
Typ het IP-adres van de LDAP-server of voer maximaal 47 alfanumerieke tekens in voor de hostnaam van de
server (voorbeeld: ldap.voorbeeld.com).
[Serveradres] en DNS
Let op de volgende punten om fouten te voorkomen bij het zoeken naar bestemmingen:
●
Als de hostnaam is opgegeven bij [Serveradres], moet er een DNS-server beschikbaar zijn in het
netwerk.
●
Als het IP-adres is opgegeven bij [Serveradres], controleert u of de DNS-server alleen forward
lookup ondersteunt. Als dat het geval is, selecteert u [Niet gebruiken] of [Gebruik] bij
[Inloggegevens]. Als u [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] selecteert, controleer dan eerst of de
DNS-server reverse lookup ondersteunt.
[Beginpositie voor zoeken]
Geef het knooppunt in de mapstructuur op waarbij u wilt beginnen met zoeken. Als u niets invoert, wordt er
gezocht vanaf een willekeurig knooppunt dat automatisch wordt geselecteerd.
●
Afhankelijk van het type tekens dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
●
Als u het knooppunt gaat opgeven, typt u "DC=", gevolgd door een hostnaam (een met punten gescheiden
tekenreeks in de Active Directory-domeinnaam). Plaats tussen de vermeldingen een komma. Als de
domeinnaam bijvoorbeeld "jan.voorbeeld.com" is, typt u "DC=jan,DC=voorbeeld,DC=com".
[Poortnummer]
Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server.
[Time-out bij zoeken]
Geef aan hoe lang het apparaat moet zoeken. Voer een waarde in tussen 30 en 300 seconden.
[Inloggegevens]
Netwerk
513