Controle vooraf.
Stel zeker dat de Unidrive M geschikt is voor de voedingsspanning die u gaat aanbieden ( 230 of 400V).
Stel zeker dat de zekeringen, draaddiameters en waarde van de optionele remweerstand overeenkomen
met de specificaties van het toegepaste Unidrive M type zoals voorin deze handleiding is weergegeven.
Controleer de deugdelijkheid van de aarde aansluitingen en de aarding van het scherm v.d. motorkabel.
Stel zeker dat de motor voor de juiste spanning geschakeld is (ster of driehoek).
Voeding inschakelen.
Maak de basis aansluitingen zoals op de volgende pagina is weergegeven.
Schakel de voedingsspanning in, in het display zal <Inh> (inhibit) verschijnen.
Zodra door middel van de schakelaar de vrijgave op klem11 is geactiveerd, zal <rdy> (ready) in display
verschijnen. Bij het afschakelen van klem 11 tijdens bedrijf is de motor onmiddellijk koppelloos en zal wederom
<inh> in display verschijnen.
Maak uzelf bekend met het uitlezen en programmeren van parameters. Raadpleeg de voorgaande pagina's.
Motormap programmeren en autotune
Programmeer de motormap in Pr.06 t/m Pr.09 (00.006 t/m 00.009)* overeenkomstig de data van de aangesloten
motor, raadpleeg hiervoor de illustratie op de volgende pagina.
Programmeer Pr.38 (00.038)* op 1. Activeer de vrijgave en de run vooruit ingang. De Unidrive M zal nu een
statische autotune uitvoeren waarbij de motoras niet zal gaan draaien. Zodra Pr.38 (00.038)* weer op 0 staat of
weer <Inh> in display verschijnt, neem dan het vrijgave en run signaal weg. De statische autotune duurt ca.
10sec.
Proefdraaien.
Activeer de vrijgave en run vooruit ingang en stel een laag toerental in met behulp van de potentiometer of als
er geen potentiometer is aangesloten, geef een minimum frequentie in Pr.01 (00.001)*. De motor zal zich nu in
voorwaartse richting in beweging zetten. Bepaal de draairichting van de motor en indien deze in achterwaartse
richting draait, schakel dan de voeding van de Unidrive M uit en draai twee motorfasen om. Menu 0 wordt
automatisch opgeslagen in het geheugen van de Unidrive M dus de programmering van de motordata gaat niet
verloren.
Roterende autotune.
Voor het behalen van de best haalbare prestatie van de Unidrive Motor combinatie is het noodzakelijk een
roterende autotune uit te voeren als aanvulling op de statische autotune. De roterende autotune kan alleen
uitgevoerd worden bij een onbelaste of een zeer laag belaste motor die ongelimiteerd kan draaien. De motor zal
hierbij enige seconden in de opgedragen richting gaan draaien.
Programmeer Pr.38 (00.038)* op 2, activeer de vrijgave en geef een run commando in de gewenste draairichting.
Vervolgens zal de motor maximaal 36 seconden gaan draaien op 67% van de nominale snelheid in de
opgedragen richting.
Na het volbrengen van de roterende autotune zal <Inh> in beeld verschijnen en zal de motor vrij uitlopen, neem
nu de vrijgave en het runcommando weer weg.
Basis instellingen.
Programmeer de gewenste minimum en maximum uitgestuurde motorfrequentie in Pr.01 en Pr.02 (00.001 en
00.002)*
Programmeer de gewenste acceleratie- en deceleratietijd in sec/100Hz in Pr.03 en Pr.04 (00.003 en 00.004)*.
Indien in verband met regeneratieve energie een remweerstand is aan gesloten programmeer Pr.28 (00.028)*
op <Fast>
Programmeren van menu 0.
Doorloop menu 0 en programmeer de in uw toepassing noodzakelijke functionaliteit. Raadpleeg hiertoe de
illustraties en beschrijving op de hierna volgende pagina's. Menu 0 is een samenstelling van de balangrijkste
parameters uit de achterliggende menu's. De in menu 0 opgenomen parameters en macro's is dusdanig
samengesteld dat bij de meerderheid van de toepassingen de gewenste functionaliteit via menu 0 verkegen kan
worden.
Achterliggende menu's.
Indien het noodzakelijk is een functie te programmeren die niet in menu 0 is opgenomen zal toegang tot de
achterliggende menu's 1 t/m 22 genomen moeten worden door Pr.10 (00.010)* op <All> te programmeren.
Indien parameters in menu 1 t/m 22 zijn gewijzigd, sla die dan op door in parameter 0 van een willekeurig menu
<SAVE> te selecteren en dit te bevestigen met de rode toets
*
Indien parameter 10 in het nulmenu een inhoud heeft van <Level.1> of <Level.2> zullen de parameters in het
nulmenu een aanduiding hebben van Pr. en bij een programmering van <All> hebben deze parameters een toevoeging
van het menunummer.
M100 handleiding versie 5.3
Unidrive M100
Opstarten en inregelen
Pagina 40 van 116
.