3.4
Interfaces
8021573/V3-0/2017-07| SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden
Positie van de interface-aansluitingen,
en"Afmetingen (GMS840)", blz.
AANWIJZING:
Op de interfaces aangesloten signalen moeten laagspanning hebben (max. 30 V AC of
60 V DC) die afkomstig is uit een secundair circuit dat dubbel of versterkt van de
netspanning geïsoleerd is, bijv. met een SELV-schakeling conform IEC 60950-1.
Ethernet
Op de ethernet-interface kan een pc worden aangesloten (netwerk-aansluiting). Via het pc-
toepassingsprogramma "SOPAS ET" is een digitale communicatie met
NAAM VAN HET PRODUCT mogelijk.
Toepassingsmogelijkheden met "SOPAS ET":
● Opvragen van meetwaarde en status
● Besturing op afstand
● Parametrering
● Diagnose
● Instelling van de interne configuratie
CAN-bus
Op de CANopen-interfaces kunnen externe systeemmodules worden aangesloten.
RS485
Via de RS485-aansluitingen kunnen meerdere GMS800 tot één systeem worden
gekoppeld.
De bedieningseenheid BCU gebruikt de RS485-interface ook voor de Modbus
(→
Technische informatie bedieningseenheid BCU voor het model GMS800: bedrijf met
SOPAS ET).
Analoge en digitale interfaces (afhankelijk van de uitvoering)
De analoge en digitale interfaces zijn bestanddeel van de GMS800 I/O-module. De
GMS800 I/O-module kan optioneel in de achterwand van de 19"-behuizing worden
ingebouwd of extern via de CAN-bus worden aangesloten, zie "Extra gebruiksaanwijzing
GMS800 I/O module voor het model GMS800".
De parametrering van de GMS800 I/O-module wordt via de BCU of SCU uitgevoerd,
"Bediening: concept", blz.
Bij de variant GMS840 is er maar één I/O-module.
zie "Afmetingen (GMS810/GMS811)", blz. 76
78.
17.
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | GMS800 FIDOR
PRODUCTBESCHRIJVING
3
zie
19