Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Noisetrek-Parallelstraal-Mode - Flexim FLUXUS F831 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

13 Gebruikersmodes
13.1 StandardUser-mode
Opties\Speciale instelling\HybridTrek\NT -> TT
• Toets de tijd in waarna de transmitter bij gebrek aan geldige meetwaarden in de NoiseTrek-mode moet overschakelen
naar de TransitTime-mode.
• Druk op ENTER.
Opties\Speciale instelling\HybridTrek\NT--> TT mogelijk
Als er geldige meetwaarden in de NoiseTrek-mode zijn, kunt u regelmatig overschakelen naar de TransitTime-mode om
te controleren of een meting in de TransitTime-mode weer mogelijk is. U stelt de tijdspanne en de duur van de meting van
de TransitTime-mode als volgt in:
• Toets de tijd in waarna de transmitter moet overschakelen naar de TransitTime-mode. Als u nul intoetst, schakelt de
transmitter niet om naar de TransitTime-mode.
• Druk op ENTER.
Opties\Speciale instelling\HybridTrek\TT houden
• Toets de tijd in waarna de transmitter bij gebrek aan geldige meetwaarden in de TransitTime-mode moet overschakelen
naar de NoiseTrek-mode.
• Druk op ENTER.
Voorbeeld
TT -> NT: 40 s
NT -> TT: 60 s
NT--> TT mogelijk: 300 s
TT houden: 5 s
Als er in de TransitTime-mode gedurende 40 s geen meting mogelijk is, dan schakelt de transmitter over naar de
NoiseTrek-mode. Als er in de NoiseTrek-mode gedurende 60 s geen meting mogelijk is, dan schakelt de transmitter
terug naar de TransitTime-mode.
Als de meting in de NoiseTrek-mode geldige meetwaarden oplevert, dan schakelt de transmitter om de 300 s over naar
de TransitTime-mode. Als er in de TransitTime-mode gedurende 5 s geen meting mogelijk is, dan schakelt de
transmitter terug naar de NoiseTrek-mode. Als er in de TransitTime-mode binnen 5 s een geldige meetwaarde wordt
verkregen, dan blijft de transmitter doorwerken in de TransitTime-mode.
13.1.2.3

NoiseTrek-parallelstraal-mode

De NoiseTrek-parallelstraal-mode werkt met parallel aangebrachte sensoren. Hij is bedoeld ter verbetering van de
signaalkwaliteit bij metingen aan kleine buizen of zeer sterk dampende vloeistoffen.
13.1.3
Turbulentiemode
Als de turbulentiemode wordt geactiveerd, kan dit de signaalkwaliteit bij hoge turbulentie verbeteren (b.v. in de buurt van
een bochtstuk of een ventiel). Een SNR van minstens 6 dB tijdens de meting is noodzakelijk.
Opties\Speciale instelling\Turbulentiemode
• Kies in de programmavertakking Opties het menupunt Speciale instelling.
• Druk op ENTER totdat het menupunt Turbulentiemode wordt weergegeven.
• Kies Aan om de turbulentiemode te activeren. Kies Uit om de hem te deactiveren.
• Kies Voorinstelling als er geen gebruikersgedefinieerde invoer mag plaatsvinden.
• Druk op ENTER.
122
FLUXUS F831
2021-05-01, UMFLUXUS_F831V1-0NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave