5
Dichtheidscontrole van het rookgassysteem
Bij een ruimtelucht-onafhankelijke werking moet een
dichtheidscontrole van het rookgassysteem doorgevoerd
worden door een O
-meting in het interne deel van het
2
condenserend toestel.
De slang 4 via het meetpunt in de ringvormige
luchttoevoeropening 2 in het condenserend
gastoestel invoeren.
Meetpunt in de ringvormige luchttoevoeropening 2
afdichten.
Meetsonde 5 aan de meetslang 4 aansluiten.
Deksel van het condenserend gastoestel sluiten.
Condenserend gastoestel in servicepositie in bedrijf
nemen en bij 100 % belasting een O
doorvoeren.
De meetduur moet minstens 5 min. bedragen, het O
gehalte mag daarbij hoogstens 0,4 % lager liggen dan
de gemeten waarde van de omgevingslucht.
5.5.1 Gas-ingangsdruk bij nominale belasting
Drukmeettoestel aan meetnippel Pe
Een correcte gasingangsdruk is de uitdrukkelijke
voorwaarde voor de hiernavolgende metingen.
Gaskraan openen.
Ketelafdekkap afnemen.
Afsluitschroef
aan het meetpunt Pe ongeveer 1 toer
uitdraaien.
Meetslang aansluiten aan het drukmeettoestel.
Na de meting de afsluitschroef sluiten.
Opmerking De gasingangsdruk moet over het totale
vermogenbereik binnen de vooringestelde
waarden liggen.
•
Aardgas
17...30 mbar
LPG
25...57,5 mbar
34
Dichtheidscontrole van het rookgassysteem
-meting
2
-
2
1 Ketelaansluitstuk
2 Meetpunt in de ringvormige luchttoevoeropening
3 Rookgasmeetpunt
4 Meetslang
5 Meetsonde
Gas-ingangsdruk
2
3
1
4
1
5