Bedieningsorganen
1. Stuurwiel
2. Spray Pro-monitor
3. Snelheidsbegrenzer
Gaspedaal
Het gaspedaal (Figuur 11) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine
te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u
de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen,
vermindert de snelheid van het machine en gaat de
motor stationair lopen.
Figuur 11
1. Rempedaal
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand
brengen of de snelheid verminderen (Figuur 11).
Figuur 10
4. Choke
5. Bedieningsorganen van
spuitsysteem
6. Vergrendelschakelaar voor
gebruiksdosis
2. Gaspedaal
7. Parkeerrem
8. Hoofdvloerschakelaar van
de spuitbomen
9. Schakelhendel
Versleten of verkeerd afgestelde remmen
kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot
de vloer van de spuitmachine minder dan
2,5 cm bedraagt, moeten de remmen worden
afgesteld of gerepareerd.
Parkeerrem
De parkeerrem wordt bediend met een
grote hendel rechts van de bestuurdersstoel
(Figuur 12). Stel de parkeerrem in werking als
u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde
te voorkomen dat de machine per ongeluk in
beweging komt. Om de parkeerrem in werking te
stellen, moet u de hendel omhoog en naar achteren
trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u
de hendel naar voren en omlaag duwen. Als u de
machine op een steile helling parkeert, moet u de
parkeerrem in werking stellen en blokjes achter de
wielen plaatsen om te voorkomen dat de machine
de helling afrolt.
18
10. Voltmeter
11. Urenteller
12. Bedieningsorganen van
machine