7.4 De analyser stoppen
7.5 De historische gegevens weergeven
7.6 Een kalibratie uitvoeren
5. Selecteer Bron en vervolgens EZ1000sc.
6. Selecteer Parameter en vervolgens een optie.
1. Druk op het pictogram van het hoofdmenu en selecteer Apparaten.
2. Selecteer EZ1000sc.
3. Blader naar de onderkant van het scherm en selecteer vervolgens Apparaatmenu.
4. Selecteer Onderhoud > Stop de analyser.
De analyser registreert de gegevens voor de laatste 20 metingen voor elke categorie,
waaronder het kanaal, de datum en de tijd. De historische gegevens zijn uitsluitend
bedoeld voor technische ondersteuning bij het oplossen van problemen met de analyser.
1. Druk op het pictogram van het hoofdmenu en selecteer Apparaten.
2. Selecteer EZ1000sc.
3. Blader naar de onderkant van het scherm en selecteer vervolgens Apparaatmenu.
4. Selecteer Diagnose > Historische gegevens.
Kalibreer de analyser regelmatig of wanneer er een validatiewaarschuwing optreedt.
1. Druk op het pictogram van het hoofdmenu en selecteer Apparaten.
2. Selecteer EZ1000sc.
3. Blader naar de onderkant van het scherm en selecteer vervolgens Apparaatmenu.
4. Selecteer Calibration (Kalibratie).Kalibratie
5. Selecteer een optie.
Optie
Kalibratie starten
Automatische kalibratie Hiermee selecteert u wanneer automatische kalibraties
Kalibratie-instellingen
Beschrijving
Start een kalibratie. Opties: 2-puntskalibratie (standaard),
Kalibratie-offset of Hellingskalibratie
plaatsvinden.
Interval: hiermee stelt u het kalibratie-interval in op Uit, 6 uur,
12 uur, Dagelijks of Wekelijks.
Doordeweekse dag: wordt weergegeven wanneer Interval is
ingesteld op Wekelijks. Hiermee selecteert u de dagen van de
week waarop een kalibratie wordt uitgevoerd.
Starttijd: hiermee selecteert u de starttijd voor de kalibraties.
Kalibratietype: Hiermee selecteert u het type kalibratie dat moet
worden uitgevoerd. Opties: 2-puntskalibratie, Kalibratie-offset of
Hellingskalibratie
De optie is alleen bedoeld voor geavanceerde gebruikersniveaus.
Zie
Het wachtwoord voor menutoegang instellen
Hiermee stelt u het kalibratietype Hellingscorrectie, Offset-
correctie, Concentratie (Referentie 1), Concentratie (Referentie 2),
Signaal (Referentie 1), Signaal (Referentie 2) in en zet de
kalibratie-instellingen terug naar de standaardwaarden (Reset to
defaults (Standaardinstellingen herstellen)).
Bediening
op pagina 39.
41