Werking
3.
Resterende acht uren:
Laat de motor draaien met om het even
welk toerental. Laat de motor echter nooit
langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4.
Na de eerste 10 uren:
Gebruik de motor normaal.
DMU27103
Controles voor gebruik
DWM00080
WAARSCHUWING
Als tijdens de controle vooraf blijkt dat een
onderdeel niet werkt zoals het hoort, moet
het worden nagekeken en hersteld, alvo-
rens de buitenboordmotor te gebruiken.
Anders zou er een ongeluk kunnen gebeu-
ren.
DCM00120
OPGELET:
Start de motor niet als uit het water is.
Oververhitting en ernstige motorschade
zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU31800
Brandstof
Ga na of u wel voldoende brandstof voor
G
uw trip hebt.
Ga na of er geen brandstoflekken zijn of
G
brandstofgassen ontsnappen.
Controleer de brandstofleidingaansluitin-
G
gen om zeker te zijn dat ze in orde zijn.
Controleer het water in de brandstoffilter
G
met het waarschuwingssysteem van de
waterafscheidingsfilter. Zet de schakelhen-
del in neutraal en zet de hoofdschakelaar
op "
"(aan). Als de zoemer weerklinkt en
de waarschuwingslamp van de wateraf-
scheidingsfilter knippert, dient u onmiddel-
lijk contact op te nemen met uw Yamaha-
dealer.
33
DMU31710
Bedieningselementen
Controleer de goede werking van gashen-
G
del, schakelhendel en besturing vooraleer
de motor te starten.
De bedieningselementen moeten vlot wer-
G
ken, zonder te blokkeren en zonder abnor-
maal veel speling.
Controleer op losse of beschadigde verbin-
G
dingen.
DMU31720
Stopschakelaars
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
G
neer de hoofdschakelaar in de stand "
(uit) wordt gedraaid.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
G
neer de borgplaat wordt verwijderd van de
motorstopschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
G
worden gestart wanneer de borgplaat werd
verwijderd van de motorstopschakelaar.
DMU27150
Motor
Controleer de motor en de motorbevesti-
G
ging.
Zoek naar losse of beschadigde bevesti-
G
gingsmiddelen.
Controleer de propeller op schade.
G
Ga na of de accu in goede staat is en of de
G
accuaansluitingen goed vastzitten.
DMU31341
Controleren van het oliepeil
1.
Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld).
2.
Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.
3.
Schroef de peilstok volledig in de motor
en verwijder hem opnieuw.
4.
Controleer het oliepeil met behulp van de
oliepeilstok om na te gaan of het peil zich
tussen de bovenste peilmarkering " " en
de onderste peilmarkering " " bevindt.
Vul olie bij als het oliepeil slechts tot on-
"