Elektrische installatie - aarding van stuurkabels
Stuurkabels moeten in het algemeen gevlochten,
afgeschermd zijn en de afscherming moet door
middel van een kabelklem met beide uiteinden aan de
metalen behuizing van de unit verbonden zijn.
Op onderstaande tekening wordt aangegeven hoe
correcte aarding tot stand wordt gebracht en wat
u moet doen in geval van twijfel.
MG.55.A6.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
5000 FLUX
Correcte aarding
Stuurkabels en kabels voor seriële communicatie
moeten aan beide uiteinde kabelklemmen hebben
om te zorgen voor optimaal elektrisch contact.
Foutiere aarding
Gebruik geen gedraaide kabeluiteinden (pigtails),
aangezien deze de afschermingsimpedantie bij
hoge frequenties verhogen.
Beveiliging met betrekking tot aardpotentieel
tussen PLC en VLT
Als het aardpotentieel van de frequentie-omvormer
en de PLC (enz.) verschillend is, kan er elektrische
interferentie optreden die het hele systeem verstoort.
Dit probleem kan worden opgelost door een potentiaal
vereffeningskabel naast de stuurkabel aan te sluiten.
Minimum kabeldoorsnede: 16 mm
Voor rimpellussen van 50/60 Hz
Als er zeer lange stuurkabels gebruikt worden,
kunnen er rimpellussen van 50/60 Hz ontstaan.
Dit probleem kan worden opgelost door één
uiteinde van de afscherming te aarden via een
condensator van 100 nF (korte pinlengte).
Kabels voor seriële communicatie
Ruisstromen met lage frequentie tussen twee
frequentie-omvormers kunnen worden geëlimineerd
door één uiteinde van de afscherming aan te
sluiten op klem 61. Deze klem wordt via een
interne RC-link geaard. Er wordt aanbevolen om
gedraaide kabelparen ("twisted pair" kabel) te
gebruiken om de differentiaalmodus-interferentie
tussen de geleiders te verminderen.
2
.
45