UITGAVE 08/2005
GEBRUIKSAANWIJZING
5.4.5
VERVANGEN VAN DE SPUITKOP
1. Buiten bedrijf stellen en reinigen.
2. Spuitpistool en apparaat drukontlasten.
3. Schroef de wartelmoer (A) eraf.
4. Verwijder de luchtkap (B).
5. Stuurlucht (S) inschakelen.
6. De spuitkop (C) met een steeksleutel 13 mm; 0.512 in uit de pistoolkop (D) draaien en
met reinigingsmiddel behandelen, tot alle verfresten zijn opgelost.
7. Stuurlucht (S) uitschakelen.
8. Met een inbussleutel 3 mm; 0.12 in de ventielnaald (F) losdraaien en verwijderen.
9. Een nieuwe ventielnaald (F) tot de aanslag inschuiven en met de inbussleutel (E)
vastzetten.
10. Stuurlucht (S) inschakelen.
11. Een passende spuitkop (C) indraaien en met de steeksleutel 13 mm; 0.512 in
aandraaien.
12. Stuurlucht (S) uitschakelen.
13. De luchtkap (B) samen met de wartel (A) monteren.
BESTELNUMMER DOC0383863
GA 3000SCIC
26