UITGAVE 08/2005
GEBRUIKSAANWIJZING
5. Toegestane druk van alle systeemcomponenten visueel controleren.
6. Controleer de aarding van de apparaat en alle andere geleidende delen binnen het
werkgebied.
7. De materiaaltoevoer op een geschikt testmedium aansluiten, de bedrijfsdruk instellen
en alle verbindingen controleren op lekdichtheid.
8. Spuitpistool en apparaat drukontlasten.
5.4
WERKEN
5.4.1
OPSTARTEN SC SPUITEN
1. Materiaaltoevoer ca. 0.05 MPa; 0.5 bar; 7.25 psi werkdruk instellen en in bedrijfstellen.
2. Verstuiverlucht op ca. 0.05 MPa; 0.5 bar; 7.25 psi instellen.
3. De vormluchtregelaar in de middelste stand zetten.
4. Op een testvoorwerp of stuk karton spuiten (stuurlucht inschakelen).
5. De instellingen van spuitbeeld, straalbreedte, materiaal- en luchttoevoer bepalen. (zie
paragraaf 5.5.2)
Aanwijzing:
Punten 4 en 5 herhalen, tot het optimum is gevonden. (iteratief proces).
5.4.2
SELECTIE VAN SPUITBEELD
1. Wartelmoer losdraaien.
2. De luchtkap in de gewenste positie draaien.
3. Wartelmoer met de hand vastdraaien.
BESTELNUMMER DOC0383863
GA 3000SCIC
24