11. GASREGELING
D e voedingsdruk aangeduid in de technische gegevens, moet aan de manometerstut (7) gecontroleerd worden.
De gasdruk (met de ketel buiten werking) mag nooit:
- hoger zijn dan 30 mbar (aardgas) en 45 mbar (propaan),
- lager zijn dan 18 mbar (aardgas) en 30 mbar (propaan).
De ketels worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld overeenkomstig categorie I
(aardgas) of I
(vloeibaar
2E(S)B
3P
gas).
D e installateur mag derhalve geen enkele instelling van het gasdebiet doorvoeren.
OPMERKING: de ombouw naar een andere gassoort mag alleen gedaan worden door de technische dienst van
JUNKERS.
12. ONDERRICHTINGEN
12.1 Nota voor de installateur
Na de ingebruikname:
• de gebruiker op de hoogte brengen van de bediening en de werking van de gasketel,
• zijn aandacht vestigen op het feit dat in geen geval de buis voor de aanvoer van verse lucht en de buis voor de
afvoer van verbrande gassen belemmerd mogen worden,
• zijn aandacht vestigen op de controle van de waterdruk d.m.v. de manometer (zie 9.1 Voor de inbedrijfname),
• dit document overhandigen.
12.2 Nota voor de gebruiker
TIP: bij extreem lage buitentemperaturen (vanaf -10°C) raden wij U aan de nachtverlaging te beperken tot 2°C ten
o
pzichte van de dagtemperatuur.
U vindt hierna enkele aanwijzingen die U toelaten, indien nodig, kleine storingen te verhelpen.
De ketel springt niet op
Brandt de diagnosecode-aanduiding?
Indien een storingsmelding verschijnt, de ontgrendeltoets indrukken.
C
ontroleer de instelling van kamerthermostaat en ketelaquastaat (136).
De ketel wordt warm, de installatie blijft koud
Nagaan of de installatie gevuld en ontlucht is. Radiatorkranen openen. Indien de installatie koud blijft nagaan of de
c
irculatiepomp draait. Zoniet de ketel uitschakelen en de circulatiepomp losmaken.
De ketel lekt aan de sanitair-waterzijde
De koudwaterkraan sluiten. Nagaan of er een terugslagklep onder de ketel geplaatst werd.
V erwittig Uw installateur of de technische dienst van JUNKERS.
GASGEUR:
• gaskraan dichtdraaien
• vensters openen
• geen elektrische schakelaars bedienen
• alle open vuur doven
• de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS verwittigen
12.3 Controle van de ketel
Controleer regelmatig de waterdruk en, indien nodig, de installatie bijvullen en ontluchten.
Vlammenbeeld nagaan: de brander moet stabiel maar zonder gele vlammen branden.
12.4 Reinigen van de mantel
Gebruik geen schurende of agressieve reinigingsmiddelen, een vochtig doek volstaat.
G e s c h i k t v o o r v e r w a r mi n g p e r k a me r me t
S ma r t H o me
s l i mme t h e r mo s t a a t
35