8.4.2 Aansluiting sanitair (enkel voor de ketels ZWB)
Overeenkomstig de norm NBN EN 1717 en Belgaqua, moet in de koudwateraansluiting een veiligheidsgroep 1/2'' van
7 bar gemonteerd worden.
a
ftakking naar een andere koudwaterleiding. Voorzie tevens een afvoer voor het overtollige water.
Om dat goede werking te controleren, éénmaal per maand de kraan en de klep van de
veiligheidsgroep bedienen. Kalkafzetting kan de goede werking belemmeren.
Bij een koudwaterdruk hoger dan 5 bar, is het aan te raden een drukverminderaar van 3 bar voor de hele
installatie te plaatsen.
warmwatertemperatuur aan de mengkranen stabieler.
De aansluiting gebeurt d.m.v. de bijgeleverde toebehoren.
In de warmwaterleidingen dienen vernauwingen en regelingen die het debiet onder het minimum zouden kunnen
beperken, te worden vermeden.
Vooraleer het toestel aan te sluiten, controleren of de waterfilter in de koudwateraansluiting van het toestel
gemonteerd is.
Bij vorstgevaar moet de sanitaire kringloop geledigd kunnen worden door middel van een, apart te voorzien,
leegloopkraantje.
8.4.3 Vullen en ledigen
Op het laagste punt van de installatie een vul- en aftapkraan voorzien.
w
aterbedelingsmaatschappij.
8.4.4 Overdrukventiel verwarming
Dit is in de ketel ingebouwd.
8.4.5 Expansievat (niet bij TOP 42 ZWB)
De voordruk van het expansievat moet overeenkomen met de statische hoogte van de installatie.
Door de druk in het expansievat, met behulp van het ventiel (fig. 3 & 4 nr. 26) tot 0,5 bar te beperken, kan in
bijzondere gevallen capaciteitsuitbreiding verkregen worden. Indien nodig moet een bijkomend vat geïnstalleerd
worden op de terugvoerleiding van de ketel.
S teeds aan te raden bij vloerverwarming.
Bij TOP 42 ZWB moet een extern expansievat in de retourleiding, zo dicht mogelijk bij de ketel,
gemonteerd worden.
8.5 Gasaansluiting
Gasleiding
De aardgasleidingen dienen gelegd te worden volgens de regels der kunst en de doormeter berekend volgens de
norm NBN D 51-003.
D e gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn. Indien nodig de leiding doorblazen.
Bij installaties op aardgas moet men de BGV-gekeurde gasafsluitkraan (in de verpakking van de montageplaat)
g
ebruiken en rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de gasnippel van de montageplaat van de ketel.
De butaan-propaan installaties dienen strikt te beantwoorden aan de norm NBN D 51-006.
De bijgeleverde ''lagedruk''-propaanafsluitkraan (met ronde knop) rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de
gasnippel van de montageplaat van de ketel.
Dichtheid van de ketel en van de gas- en wateraansluitingen nagaan.
voorkomen, moet bij de dichtheidsproef van de gasleiding, de gaskraan van de ketel gesloten worden.
proefdruk 150 mbar. Vooraleer de gaskraan terug te openen, de gasleiding drukloos maken. Een gasdruk hoger dan
150 mbar kan de gasblok ernstig beschadigen. Is dit het geval, dan moet de volledige gasblok vervangen worden!
8.6 Aansluiting van de rookgasafvoer
Bij de gesloten toestellen mogen enkel de afvoersystemen - aangeboden en geleverd door de fabrikant van de
toestellen - gebruikt worden. Zij vormen één geheel bij de keuring van de toestellen.
Bij het collectieve (CLV) systeem wordt de dubbelwandige CLV-koker door de fabrikant van het systeem
geleverd. De verbinding tussen toestellen en CLV-systeem moet ook door de fabrikant van de toestellen
g
eleverd worden.
i
Raadpleeg onze brochure ''afvoersystemen concentrisch & parallel'' voor de montage.
Voor de parallelle aansluiting (voor CLV en om afstanden van meer dan 10 meter horizontaal of 12 meter verticaal, te
overbruggen) raden wij U aan onze technische dienst te raadplegen.
Deze veiligheidsgroep mag ook op afstand worden geplaatst, maar wel voorbij de
Hierdoor wordt vermeden dat de veiligheidsgroep te veel water loost en wordt de
Respecteer de voorschriften van de
Om beschadiging van de gasblok te
14
Max.