10.2.8 Automatisch antipendelprogramma (servicefunctie 2.7)
Bij aansluiting van een weersafhankelijke regelaar wordt het antipendelprogramma automatisch aangepast. Met
servicefunctie 2.7 kan de automatische aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld worden. Dit kan
noodzakelijk zijn bij een verwarmingsinstallatie met ongunstige dimensionering.
Wanneer de aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld is, moet het antipendelprogramma met
servicefunctie 2.4 worden ingesteld (zie blz. 29)
De fabrieksinstelling is ''1'' (ingeschakeld).
Temperatuurregelaar verwarming
verschijnt.
Na een korte tijd verschijnt de ingestelde schakeldifferentie op het
display.
Temperatuurregelaar
schakeldifferentie tussen 0 en 30 verschijnt. Het display en de
toets
knipperen.
Fig. 52
indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
Toets
verschijnt.
De schakeldifferentie is vastgelegd.
Temperatuurregelaars
temperaturen draaien.
Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.
Fig. 53
Toets
indrukken en ingedrukt houden tot op het display
verschijnt. Toets
brandt.
Fig. 54
Temperatuurregelaar verwarming
verschijnt.
Na een korte tijd wordt op het display 1. (ingeschakeld)
weergegeven.
Temperatuurregelaar
(uitgeschakeld) wordt weergegeven.
knipperen.
Fig. 55
indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
Toets
verschijnt.
Het automatische antipendelprogramma is uitgeschakeld.
Temperatuurregelaars
temperaturen draaien.
Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.
Fig. 56
31
draaien, tot op het display 2.6
draaien, tot op het display de gewenste
en
op de oorspronkelijk ingestelde
draaien, tot op het display 2.7
draaien,
tot
op
Het display en de toets
en
op de oorspronkelijk ingestelde
- -
het
display
0