Met betrekking tot de bedrading
• Laat de aanleg van de elektrische bedrading
uitsluitend door gekwalificeerd personeel uit-
voeren.
Raadpleeg hierover uw lokale dealer. Leg de bedra-
ding nooit zelf aan.
• Zorg ervoor dat de unit wordt voorzien van een
gescheiden voedingssysteem en dat al het
werk aan elektrische bedrading wordt uitge-
voerd door erkende elektriciens en conform de
landelijk geldende voorschriften en de instruc-
ties van deze installatiehandleiding.
Besteed ook aandacht aan het geluid van
het in werking zijnde systeem
• Zijn de volgende plaatsen gekozen?
a. Een plaats die sterk genoeg is om het gewicht
van de airconditioner te kunnen dragen en die
weinig trillingen en geluid overbrengt.
b. Een plaats waar de warme lucht uit de luchtuit-
laat van de buitenunit en het geluid van het
apparaat geen overlast veroorzaken voor uw
buren.
• Weet u zeker dat er geen voorwerpen voor de
luchtuitlaat van de buitenunit staan?
Dergelijke voorwerken kunnen de prestaties ver-
minderen en bijgeluiden veroorzaken.
• Schakel de airconditioner uit wanneer deze
een ongewoon geluid maakt tijdens gebruik
en neem dan hierover contact op met uw
lokale dealer.
Met betrekking tot de afvoerleiding
• Is de afvoerleiding correct aangelegd om een
volledige afvoer te garanderen?
Als de afvoerleiding niet correct is aangelegd, kan
er zich stof of vuil gaan ophopen wat waterlek-
kage tot gevolg kan hebben. Als dit het geval is,
moet u de airconditioner stopzetten en contact
opnemen met uw lokale dealer.
5. BEDIENING
• De bedieningsprocedure verschilt tussen het
model met de warmtepomp en het model met
directe koeling. Neem contact op met uw lokale
dealer om het systeemmodel te bevestigen.
• Ter bescherming van de unit moet de hoofdscha-
kelaar 6 uur voordat de unit in gebruik wordt
genomen worden aangezet.
• Sluit de stroomtoevoer niet af tijdens seizoensge-
bruik van de airconditioner.
Dit is om de airconditioner goed te laten werken.
• Indien de hoofdschakelaar tijdens bedrijf wordt
uitgezet, wordt de werking automatisch hervat
nadat de hoofdschakelaar weer wordt aangezet.
Nederlands
5-1. FHQ
Lees de bedieningshandleiding die is meegele-
verd met de afstandsbediening.
5-2. FXHQ
Lees de bedieningshandleiding van de buiten-
unit en de afstandsbediening.
6. WERKINGSKENMERKEN
■ KENMERKEN VAN DE STAND KOELEN
(KOELEN EN AUTOMATISCH KOELEN)
• Na lange tijd te werken met een omlaag gerichte
luchtstroom moet u de airconditioner een tijdje in
een andere richting gebruiken om condensatie op
de horizontale rotor te voorkomen. (De afstands-
bediening toont de ingestelde luchtstroomrich-
ting.)
• Wanneer de koelfunctie wordt gebruikt bij een
lage binnentemperatuur, zal er rijm gevormd wor-
den op de warmtewisselaar van de binnenunit.
Hierdoor kan het koelvermogen afnemen. In dit
geval schakelt de airconditioner gedurende enige
tijd automatisch om naar de stand ONTDOOIEN.
Tijdens het ONTDOOIEN wordt een lage ventila-
torsnelheid gebruikt om te voorkomen dat er
smeltwater vrijkomt. (De afstandsbediening toont
de ingestelde ventilatorsnelheid.)
• Bij hoge buitentemperaturen duurt het soms even
voordat de binnentemperatuur de ingestelde
waarde bereikt.
■ KENMERKEN VAN DE STAND VERWAR-
MEN (VERWARMEN EN AUTOMATISCH
VERWARMEN)
START VAN DE WERKING
• Het duurt gewoonlijk langer om met de stand
VERWARMEN de ingestelde binnentemperatuur
te bereiken dan met de stand KOELEN. Het is
aanbevolen om de werking vooraf te starten door
de TIMER te gebruiken.
Doe het volgende om te voorkomen dat het ver-
warmingsvermogen afneemt en er koude lucht
ontsnapt.
BIJ DE START VAN DE WERKING EN NA
HET ONTDOOIEN
• In dit systeem wordt de warme lucht gecirculeerd,
zodat het enige tijd kan duren voordat het in de
gehele ruimte warm wordt.
7