BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN/UITRUSTING
P: Parkeren
In deze stand wordt de transmissie
vergrendeld om te helpen voorkomen
dat het voertuig beweegt. Kies altijd
deze stand wanneer het voertuig niet
in gebruik is. In bepaalde omstandig-
heden kan het noodzakelijk zijn, het
voertuig heen en weer te schommelen
om de tandwielen in de transmissie te
bewegen, zodat de parkeerstand kan
worden ingesteld.
R: Achteruit
In deze stand kan het voertuig achteruit
rijden. De snelheid van het voertuig is
beperkt.
WAARSCHUWING
Voor u het voertuig in achteruit
schakelt, moet u nagaan of er geen
hindernissen of omstanders ach-
ter het voertuig staan. Blijf zitten.
N: Vrijloop
In deze stand wordt de transmissie
ontgrendeld zodat het voertuig manu-
eel kan worden bewogen.
H: Hoge versnelling
Hiermee wordt het overbrengings-
mechanisme in een hoge versnelling
geschakeld. Dit is het toerentalbereik
voor normaal rijden. In deze stand kan
het voertuig zijn maximumsnelheid be-
reiken.
L: Lage versnelling
Hiermee wordt het overbrengingsme-
chanisme in een lage versnelling ge-
schakeld. Dit is de werkstand. In deze
stand kan het voertuig traag rijden met
een maximale tractie en vermogen.
______________________
66
OPMERKING: Schakel naar het lage
toerentalbereik om lasten te trekken of
een steile helling te beklimmen.
6) Multifunctionele
schakelaar
Op deze multifunctionele schakelaar
zijn de volgende bedieningselementen
ondergebracht:
vmo2006-016-001_a
TYPISCHE — MULTIFUNCTIONELE
SCHAKELAAR
1. Dimschakelaar
2. Motorstopschakelaar
3. Motorstartknop
4. Ophefknop