Ga er nooit van uit dat het voertuig overal veilig zal geraken. Door onverwachte
terreinveranderingen, zoals putten, laagtes, glooiingen, zachtere of hardere
"grond" of andere onregelmatigheden kan het voertuig kantelen of onstabiel
worden. Rijd traag en observeer altijd het terrein voor u om dit te voorkomen.
Dreigt het voertuig toch te kantelen of om te kiepen, dan kunt u beter onmiddellijk
afstappen... WEG van de richting waarin het voertuig kantelt!
Inspectie voor het vertrek
Voer voor uw vertrek telkens een inspectie uit om potentiële problemen
onderweg voor te zijn. De inspectie voor het vertrek helpt u om slijtage en
achteruitgang op te sporen voordat die problematisch wordt. Corrigeer alle
ontdekte problemen om het risico op een panne of ongeluk te vermijden.
Raadpleeg indien nodig een erkende Can-Am dealer.
Alvorens dit voertuig te gebruiken moet de bestuurder altijd het volgende doen:
– Zet de parkeerrem aan en ga na of ze goed werkt.
– Controleer de bandenspanning en de toestand van de banden.
– Controleer wielen en lagers op slijtage en beschadigingen.
– Controleer of alle bedieningselementen aanwezig zijn en goed werken.
– Ga na of het stuur vlot werkt.
– Geef meermaals gas om te controleren of de gashendel vlot werkt. Deze moet
terugkeren naar de stationaire stand wanneer u hem loslaat.
– Druk op de remhendels en het rempedaal om na te gaan of de remmen goed
werken. De hendels en het pedaal moeten naar hun oorspronkelijke stand
terugkeren na het loslaten.
– Controleer of de schakelhendel werkt en zet hem terug in de PARKEER-stand.
– Controleer het brandstof-, olie- en koelvloeistofpeil.
– Controleer de motor/versnellingsbak en het aandrijfsysteem op olielekkage.
– Maak de koplampen en het achterlicht schoon.
– Controleer of de deksels van het servicecompartiment vooraan en het bergvak
achteraan goed zijn vergrendeld.
– Zorg dat het zadel goed vastzit.
– Respecteer de maximale lading als u lasten vervoert. Zorg ervoor dat de lading
goed aan de rekken wordt bevestigd.
– Als u een aanhangwagen of andere uitrusting trekt, houd u dan aan de capaciteit
van de dissel en het sleepvermogen. Zorg ervoor dat de aanhangwagen correct
aan de trekhaak wordt bevestigd.
– Kijk en voel of er onderdelen loszitten terwijl de motor niet draait. Controleer de
bevestigingen.
– Kijk of er geen personen of hindernissen op het traject zijn.
_________
WAARSCHUWING
INFORMATIE OVER DE VEILIGHEID
RIJDEN MET UW VOERTUIG
________
41