Gebruik enkel koperen geleiders, anders kan er zich een oververhitting voordoen of corrosie op
de aansluitingspunten met gevaar dat het systeem schade oploopt.
Om interferenties te vermijden, moeten alle stuurdraden gescheiden van de elektrische kabels worden aangesloten.
Hiertoe moeten verschillende elektrische kabelgoten worden gebruikt.
Er moet bijzondere zorg besteed worden bij het aanleggen van draadverbindingen naar de schakelkast; als ze niet op
passende wijze afgesloten zijn, kunnen kabelingangen water in de schakelkast toelaten, wat schade kan berokkenen aan
de interne apparatuur.
De stroomvoorziening voor het systeem moet zo worden opgezet dat, door middel van een hoofdschakelaar, in- en
uitschakelen mogelijk is op een onafhankelijk manier van de stroomvoorziening van andere systeemonderdelen en andere
apparatuur in het algemeen.
Bij de elektrische aansluiting van het paneel moet de correcte fasevolgorde in acht worden genomen.
Pas op de aansluitklemmen van de hoofdschakelaar geen torsie, spanning of gewicht toe. De
kabels van de stroomvoorziening moeten door geschikte systemen ondersteund worden.
Gelijktijdige één- en driefasige belasting en fase-onbalans kunnen tijdens de normale werking van het systeem leiden tot
verliezen van de massa tot 150 mA. Het systeem omvat voorzieningen die hogere harmonischen genereren, zoals een
inverter, die de massaverliezen naar veel hogere waarden kunnen doen toenemen, ongeveer 2 A.
De beveiligingsvoorzieningen van de stroomvoorziening moeten ontworpen worden op basis van de hierboven vermelde
waarden.
Op elke fase moet een zekering aanwezig zijn en, indien voorgeschreven door de nationale wetgeving van het land van
installatie, een aardlekdetector.
Zorg ervoor dat de kortsluitstroom van het systeem op het punt van installatie lager is dan de nominale korte-duurstroom
(I
); de lcw-waarde wordt aangegeven binnen het schakelbord.
cw
De standaardapparatuur moet gebruikt worden in het TN-S-aardingssysteem; als uw systeem anders is, neem dan contact
op met de vertegenwoordiger van de fabrikant.
5.4
Eisen voor kabels
De op de stroomonderbreker aangesloten kabels moeten voldoen aan de isolatieafstand in de lucht en de oppervlakte-
isolatieafstand tussen de actieve geleiders en de massa, in overeenstemming met IEC 61439-1 tabel 1 en 2, en de
plaatselijke
De kabels aangesloten op de hoofdschakelaar moeten naar de voorgeschreven aanhaalmomenten worden aangescherpt
met een sleutel, op basis van de kwaliteit van de gebruikte schroeven, sluitringen en moeren.
Sluit de aardleiding (geel/groen) aan op de PE-aardingsklem.
De equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) moet een doorsnede hebben zoals aangegeven in tabel 1 van EN
60204-1 punt 5.2, hieronder aangegeven.
In elk geval moet de equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) een doorsnede van ten minste 10mm
in overeenstemming met punt 8.2.8 van dezelfde norm.
5.5
Verbindingskabels
Het systeem kan niet functioneren zonder waterstroom, dankzij de tussenkomst van de debietregelaar. Voor een
verdubbelde veiligheid is het echter verplicht om een statuscontact van de waterpomp in serie te schakelen met het
contact van de debietregelaar(s), om de werking van het systeem ook zonder de start van de pomp te voorkomen.
De werking van het systeem zonder waterstroom zal ernstige schade veroorzaken (bevriezing van de verdamper).
Potentiaalvrije contacten: de regeleenheid heeft enkele potentiaalvrije signaalcontacten. Deze contacten
kunnen worden aangesloten zoals aangegeven op het schakelschema. De maximaal toegestane stroom is 2 A.
nationale
Tabel 1 - Tabel 1 van EN60204-1 punt 5.2
Doorsnede van de
koperen
fasegeleiders voor
voeding
van de apparatuur
S [mm
2
]
S ≤ 16
16 < S ≤ 35
S > 35
Minimale doorsnede
van de externe
koperen
beschermingsgeleider
2
Sp [mm
]
S
16
S/2
D–EIMAC01603–18_02NL - 21/30
wetgeving.
2
hebben,