drukschommelingen groter. Alle beschermingssystemen van het systeem zoals de antivries en de
bescherming lage druk moeten opnieuw worden afgesteld.
Controleer, alvorens de waterleidingen te isoleren, dat er geen sprake is van lekken.
De optionele pompset kan geleverd worden met een automatisch vulsysteem dat in enkele landen verboden kan zijn;
alle installaties moeten gebeuren in overeenstemming met de plaatselijke wet- en regelgevingen.
4.8
Waterbehandeling
Voordat het systeem in werking wordt gesteld, moet het hydraulische circuit gereinigd worden.
De verdamper mag niet worden blootgesteld aan spoelkrachten of tijdens het spoelen vrijgekomen gruis. Om de spoeling
van het leidingensysteem toe te staan wordt de installatie van een passende bypass- en kleppensysteem aanbevolen. De
bypass kan gebruikt worden tijdens het onderhoud om de warmtewisselaar te isoleren zonder de stroom naar andere
systemen te onderbreken.
Schade veroorzaakt door de aanwezigheid van vreemde stoffen of gruis in de verdamper wordt niet gedekt door
de garantie. Vuil, kalk, corrosieaanslag en ander materiaal kunnen zich in de warmtewisselaar ophopen en op die manier
de capaciteit voor warmte-uitwisseling verminderen. Ook kan dit leiden tot de toename van drukval en dus de waterstroom.
Een geschikte behandeling van het water kan daarom het risico op corrosie, aftakeling, kalkvorming enz. verminderen. De
meest geschikte behandeling van het water moet ter plaatse worden bepaald op basis van het type systeem en de
eigenschappen van het water.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade of storingen van de apparatuur veroorzaakt door het ontbreken van de
waterbehandeling of door onjuist behandeld water.
pH (25°C)
Elektrisch
geleidingsvermogen
(25°C)
Chloride-ion (mg Cl
-
/ l)
2
-
Sulfaat-ion (mg SO
/ l)
4
Alkaliciteit (mg CaCO
3
4.9
Antivriesbescherming voor verdampers en warmteterugwinningswisselaars
Alle verdampers zijn uitgerust met een elektrische, thermostatisch bestuurde weerstand, die een geschikte
antivriesbescherming biedt bij temperaturen tot -16°C.
Niettemin kunnen er, tenzij de warmtewisselaars volledig leeg zijn en schoongemaakt met een antivriesoplossing, ook
andere aanvullende methodes worden gebruikt tegen het bevriezen.
Bij het ontwerp van het gehele systemen moeten twee of meer van de onderstaande beschermingsmethoden overwogen
worden:
Continue circulatie van de waterstroom in de waterleidingen en de warmtewisselaars
Bijvoegen van een voldoende hoeveelheid glycol in het watercircuit.
Extra thermische isolatie en verwarming van de blootgestelde leidingen
Leegmaken en schoonmaken van de warmtewisselaar tijdens het winterseizoen
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur en/of van het plaatselijke onderhoudspersoneel om ervoor te zorgen dat
de beschreven antivriesmethoden worden toegepast. Controleer dat de gepaste antivriesbescherming altijd wordt
gehandhaafd. Niet-naleving van de bovenstaande aanwijzingen kan leiden tot beschadiging van het systeem. Schade
veroorzaakt door vorst wordt niet gedekt door garantie.
4.10 Installatie van de debietregelaar
Om een voldoende waterdebiet in de hele verdamper te verzekeren, is het fundamenteel om een debietregelaar te
installeren op het watercircuit. die op de waterleidingen bij ingang of bij uitgang kan worden geplaatst. De debietregelaar
heeft tot doel het systeem te stoppen wanneer de waterstroom wordt onderbroken; op deze manier wordt de verdamper
beschermd tegen bevriezing.
De fabrikant biedt als optie een debietregelaar aan, die voor dit doel is geselecteerd.
Deze debietregelaar van het type met schoepen is geschikt voor zware toepassingen buiten (IP67) en diameters van de
leidingen van 1" tot 8".
De debietregelaar is uitgerust met een potentiaalvrij contact, dat elektrisch moet worden aangesloten op de eindklemmen
aangegeven op het schakelschema. De debietregelaar moet zo worden afgesteld dat hij ingrijpt wanneer het waterdebiet
van de verdamper lager is dan 50% van het nominale debiet.
4.11 Warmteterugwinning
De systemen kunnen optioneel worden uitgerust met een warmteterugwinningsinstallatie.
Dit systeem bestaat uit een watergekoelde warmtewisselaar op de afvoerleiding van de compressor en een speciaal
beheer van de condensatiedruk.
Om de werking van de compressor binnen zijn mantel te verzekeren, mogen systemen met warmteterugwinning niet
werken bij een temperatuur van het water voor de terugwinning lager dan 28°C.
De ontwerper van de installatie en de installateur van de koeler zijn er verantwoordelijk voor dat deze waarde in acht wordt
genomen (bijv. door het gebruik van een bypassklep voor recirculatie).
D–EIMAC01603–18_02NL - 18/30
Tabel 1 - Aanvaardbare kwaliteitslimieten water
6,88,0
S/cm
800
200
200
100
/ l)
Totale hardheid (mg CaCO
/ l)
3
IJzer (mg Fe / l)
Sulfide-ion (mg S
2 -
/ l)
+
Ammoniumion (mg NH
/ l)
4
Kiezelzuur (mg SiO
/ l)
2
200
1,0
Geen
1,0
50