Parametrering
Na selectie van de gewenste uitgang volgt het vastleggen van het uitgangstype.
Eerst volgt de noodzakelijke instelling voor het uitgangstype.
Uitgangstype
Er zijn de volgende uitgangstypes beschikbaar, welke echter niet bij alle uitgangen te selecteren zijn:
Schakeluitgang
Uitgangspaar
0-10V
PWM
Uitgangen 1/2, 3/4, 6/7, 8/9, 10/11, 12/13 en 14/15 als uitgangspaar
Deze uitgangen kunnen als eenvoudige schakeluitgang of samen met de onderstaande
schakeluitgangen als uitgangspaar (bv. aansturing van een mengventiel) worden gebruikt.
Let op!
De uitgangsparen 1/2 en 6/7 mogen alleen in der relaisversie van de UVR16x2 worden gebruikt.
De uitgangsparen 1/2, 3/4, 6/7, 8/9 en 10/11 zijn seriematig beschikbaar. De uitgangsparen 12/13 en
14/15 benodigen het gebruik van een hulprelais (relaismodule).
Voor ieder uitgangspaar dient de looptijd van het mengventiel te worden opgegeven.
Wordt mengerlooptijd 0 opgegeven, volgt er geen aansturing van het uitgangspaar.
Uitgangsparen worden in de statusbalk met een „
Voorbeeld: uitgangen 8+9 en 10+11 zijn als uitgangsparen geparametreerd
Werken 2 verschillende functies gelijktijdig op beide uitgangen van het uitgangspaar, dan wordt de
uitgang met het laagste nummer („OPEN"-commando) geactiveerd.
Uitzondering: functie „Melding" – komt de gelijktijdige aansturing van deze functie, dan wordt de
uitgang met het hoogste nummer („DICHT"-commando) geactiveerd.
" tussen de uitgangsnummers weergegeven.
+
Uitgangen
19