Ingangen
Sensorcheck voor analoge sensoren
Een geactiveerde „Sensorcheck" (invoer: „Ja") genereert bij een kortsluiting cq. een onderbreking
automatisch een foutmelding: In de bovenste statusbalk wordt een Waarschuwingsdriehoek
weergegeven, in het menu „Ingangen" krijgt de defecte sensor een rode rand.
Voorbeeld:
Sensorfout
Bij geactiveerde „Sensorcheck" staat de sensorfout als ingangsvariabele van functies ter
beschikking: Status „Nee" voor een correct werkende sensor en „Ja" voor een defecte (kortsluiting of
onderbreking). Hiermee kan bv. op de uitval van een sensor worden gereageerd.
In de Systeemwaardes/ Algemeen staat de sensorfout van alle ingangen ter beschikking.
Worden de standaard drempelwaardes gekozen, dan wordt een kortsluiting bij onderschrijden van de
onderste meetgrens en een onderbreking bij overschrijden van de bovenste meetgrens
weergegeven.
De standaardwaardes voor temperatuursensoren zijn bij kortsluiting -9999,9°C en bij onderbreking
9999,9°C. Deze waardes worden in geval van een fout voor de interne berekening gebruikt.
Door een goede keuze van drempelwaardes en waardes kan bij uitval van een sensor aan de
regelaar een vaste waarde worden opgegeven, waarmee een functie in noodbedrijf verder kan
functioneren.
Voorbeeld: Wordt de drempelwaarde van -40°C (= „Drempelwaarde") onderschreden, wordt een
waarde van 0,0°C (= "Uitgavewaarde") voor deze sensor weergegeven en uitgegeven (vaste
hysterese: 1,0°C). Tegelijkertijd wordt de status „Sensorfout" op „Ja" gezet.
De kortsluitwaarde kan alleen onder de onderbrekingswaarde worden gedefinieerd.
Voorbeeld: De sensor 12 heeft -40°C
onderschreden, als meetwaarde wordt
daarom 0°C uitgegeven, gelijktijdig wordt
een sensorfout weergegeven.
16
Kortsluiting
van
sensor 1
Standaardwaarde