36
Er kan slechts één synchrone permanentmagneetmotor op de uitgang van de
omvormer worden aangesloten. Het wordt aanbevolen om een
veiligheidsschakelaar te installeren tussen de synchrone permanentmagneetmotor
en de omvormeruitgang om de motor te isoleren van de omvormer tijdens
onderhoudswerkzaamheden aan de omvormer.
Kies de motorgrootte en het omvormertype uit de tabellen met nominale waarden in
het hoofdstuk
motorbelasting. Gebruik de DriveSize PC tool als u de selectie fijner moet afstellen.
1. Controleer of de nominale waarden van de motor binnen het toegestane bereik
van het besturingsprogramma van de omvormer liggen:
• nominale motorspanning in het bereik 1/2...2 · U
• nominale motorstroom is 1/6 ... 2 · I
2. Controleer dat de nominale waarde van de motorspanning voldoet aan de eisen
van de toepassing:
Wanneer
Geen weerstandsremmen in gebruik is
Veelvuldige of langdurige remcycli
worden gebruikt
U
Zie het hoofdstuk
3. Raadpleeg de motorfabrikant alvorens een motor in een omvormersysteem te
gebruiken waarvan de nominale motorspanning afwijkt van de AC-
voedingsspanning.
4. Zorg ervoor dat het motorisolatiesysteem bestand is tegen de maximale
piekspanning op de motorklemmen. Zie de
het vereiste motorisolatiesysteem en de vereiste omvormerfilters.
Voorbeeld 1: Wanneer de voedingsspanning 440 V is en de omvormer alleen in de
motor modus werkt, kan de maximale piekspanning in de motorklemmen als volgt
benaderd worden: 440 V · 1,35 · 2 = 1190 V. Controleer of de motorisolatie deze
spanning verdraagt.
Planning van de elektrische installatie
Technische gegevens
0 ... 2 · I
met scalar besturing. De besturingsmodus wordt gekozen via een
Hd
parameter van het besturingsprogramma.
Ingangsspanning van de omvormer
N
Weerstandsremmen
op basis van de AC lijnspanning en
N
van de omvormer met DTC-besturing en
Hd
... dan moet de nominale motorspanning zijn ...
U
N
·
1,21
U
N
op pagina
101.
Tabel met vereisten
hieronder voor