83322007 1/2021-08 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gasbrander WG40.../3-A ZM-PLN
2 Veiligheid
2.1 Doelmatig gebruik
De brander is geschikt voor de werking met warmtegeneratoren volgens EN 303
en EN 676. De installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003, de
normen voor gasvoorziening NBN D 51-001, D 51-003 (laatste editie), D 51-004
en D 51-005, de normen voor stookplaatsen NBN/DTD 61-001 (≥70kW) en NBN/
DTD 61-002 (<70 kW) en alle andere geldende normen dienen in acht te worden
genomen.
Als de brander niet in vuurhaarden volgens EN 303 en EN 676 gebruikt wordt,
moet een veiligheidstechnische beoordeling van de verbranding en van de
vlamstabiliteit in de verschillende procestoestanden en aan de uitschakelgrenzen
van de verbrandingsinstallatie plaatsvinden en gedocumenteerd worden.
De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (b. v. halogenen).
Bij verontreinigde verbrandingslucht moet er meer gereinigd worden en is er vaker
onderhoud noodzakelijk.
De brander dient bij voorkeur in gesloten ruimtes te worden gebruikt.
Als de brander niet in een gesloten ruimte gebruikt wordt, is een bescherming
tegen weersinvloeden, zoals regen en directe blootstelling aan de zon, noodzakelijk.
De omgevingscondities moeten in acht genomen worden [hfst. 3.4.3].
Ondoelmatig gebruik kan:
verwondings- of levensgevaar voor de gebruiker of voor derden veroorzaken;
het toestel of andere voorwerpen beschadigen.
2.2 Maatregelen bij gasreuk
Open vuur en vonkvorming verhinderen, bijv.:
Geen licht aan- of uitschakelen.
Geen elektrische toestellen aanraken.
Geen mobiele telefoons gebruiken.
Ramen en deuren openen.
Gaskogelkraan sluiten.
Huisbewoners waarschuwen, niet op een bel drukken.
Gebouw verlaten.
Van buiten het gebouw de verwarmingsinstallateur of gasmaatschappij
verwittigen.
7-132
2 Veiligheid