83322007 1/2021-08 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gasbrander WG40.../3-A ZM-PLN
7 Inbedrijfstelling
7.1 Voorwaarden
De inbedrijfstelling mag enkel door gekwalificeerde vaklui uitgevoerd worden.
Enkel een correct uitgevoerde inbedrijfstelling garandeert de bedrijfszekerheid.
De brander mag niet buiten het arbeidsveld in bedrijf zijn [hfst. 3.4.6].
Voor de inbedrijfstelling ervoor zorgen dat:
alle montage- en installatiewerken correct uitgevoerd zijn;
de verbrandingsluchttoevoer voldoende is, evt. buitenluchtaanzuiging
installeren;
de ringspleet tussen isolator en warmtegenerator gevuld is;
de warmtegenerator met medium gevuld is;
de regel- en veiligheidsinrichtingen functioneel en correct ingesteld zijn;
de rookgasafvoerkanalen vrij zijn;
er een conform meetpunt voor rookgasmeting voorhanden is;
warmtegenerator en rookgasafvoerkanaal tot aan het meetpunt dicht zijn
(parasitaire luchtintrede vervalst de meetresultaten);
de gebruiksvoorschriften van de warmtegenerator nageleefd worden;
er warmteafname is.
Andere installatiegebonden controles kunnen noodzakelijk zijn. Let hierbij op de
bedieningsvoorschriften van de verschillende installatiecomponenten.
Bij procestechnische installaties moeten de voorwaarden voor een veilige werking
en inbedrijfstelling uit werkinstructieblad 8-1 (druknr. 831880xx) nageleefd worden.
45-132
7 Inbedrijfstelling