2.7 Bediening en werking
alleen bestemd voor de installateur.
De in het toestel ingebouwde warmtepomp-
manager WPMi regelt de complete verwar-
mingsinstallatie. Op de WPMi worden alle
vereiste instellingen vóór en tijdens het bedrijf
doorgevoerd.
Alle instellingen in de inbedrijfnamelijst van
de warmtepompmanager WPMi dienen te
worden uitgevoerd door de installateur.
Normaliter hoeft de installatie in de
!
zomer niet te worden uitgeschakeld,
omdat de WPMi is voorzien van een auto-
matische zomer-/winteromschakeling. Als
de installatie buiten bedrijf wordt gesteld,
dient de WPMi op stand-by te worden
gezet. Zo blijven de beveiligingsfuncties van
de installatie gehandhaafd (b.v. vorstbevei-
liging).
Indien de warmtepompinstallatie zodanig bui-
ten bedrijf wordt gesteld, dat deze elektrisch
van het net wordt gescheiden, dient van de
gehele installatie al het water en de brine af-
getapt te worden om bevriezing te voorkomen.
Open hiertoe de bovenste deur en verwijder
de onderste deur (afb. 9).
De installatie kan via de volgende
vul- en aftapkranen worden afgetapt
(zie afb. 3, blz. 13):
-
Pos. 15 aan de zijde van de verwarming
-
Pos. 18 Warmwaterboiler
-
Pos. 24 Bij het brinewater
-
Pos. 36 Warmtewisselaar warmwater
2.8 Voorschriften en
bepalingen
Water:
DIN EN 12828: Veiligheidstechnische uit-
rusting van warmwaterverwarmingen.
DIN 1988: Technische regels voor drinkwa-
terinstallaties.
TRD 721: Veiligheidsvoorzieningen tegen
drukoverschrijding - veiligheidsventielen.
Elektrisch:
NEN 1010: Bepalingen voor het installeren
van sterkstroominstallaties met nominale
spanning van max. 1000 V.
VDE 0298-4
VDE 0701: Bepalingen voor het repareren,
wijzigen en testen van gebruikte elektri-
sche apparaten.
DIN-EN 60335 Teil 2-40
TAB: Technische aansluitvoorwaarden voor
aansluiting op het laagspanningsnet.
Koelmiddel:
EN 378: Veiligheidstechnische en milieutechni-
sche voorwaarden.
DIN 7003 in ontwerp.
Algemeen:
Combinatie van technische eisen aan stook-
ruimten, b.v. richtlijnen voor stookruimten,
nationale en lokale bouwvoorschriften, indu-
striële en brandweer- en politievoorschriften
en voorschriften voor de uitstoot van gevaar-
lijke stoffen.
„TA-Lärm": Technische richtlijn ter bescher-
ming tegen geluidsoverlast.
2.9 Onderhoud en reiniging
Uitsluitend bestemd voor de installateur.
Voorafgaand aan alle onderhoudswerk-
zaamheden moeten de ingebouwde
elektrische onderdelen volledig worden
uitgeschakeld.
Stel het veiligheidsventiel regelmatig in
werking totdat al het water eruit is gelo-
pen. Sluit het veiligheidsventiel na con-
trole.
De warmtepomp werkt volautomatisch en
heeft geen speciaal onderhoud nodig.
Indien energiemeters zijn ingebouwd,
moeten de zich daarin bevindende filters,
die gemakkelijk verstopt raken, regelmatig
worden gereinigd.
Bij storingen in de werking van de
warmtepomp (b.v. activering van de HD-
beveiliging) ten gevolge van afzettingen
van corrosieproducten (roestmodder) in
de condensor, dient de storingsdienst te
worden geraadpleegd; deze kan de afzet-
tingen chemisch verwijderen met behulp
van geschikte oplosmiddelen.
Verwijder de filterelementen uit de filters.
De filters pos. 9 en 30 in afb. 3 zijn ge-
monteerd om de bewegende delen van
de warmtepomp te beschermen tegen
vuil. Om te voorkomen dat er minder druk
kan worden opgebouwd en de pomp dus
minder vermogen kan leveren, kunnen de
filterelementen worden verwijderd. Dit is
echter alleen toegestaan als men er zeker
van is dat er geen vuildeeltjes meer in het
verwarmingscircuit kunnen komen. Sluit de
kogelkraan, schroef de kap los en neem de
filterelementen eruit nadat de borgring is
verwijderd.
Zolang zich nog vuildeeltjes in de
!
filters bevinden, moeten de filterele-
menten weer worden geplaatst..
Pas als de filterelementen na langdurige
pompwerking nog volkomen schoon zijn,
is het verwarmingscircuit c.q. de bronin-
stallatie vrij van vuildeeltjes en mogen de
filterelementen worden verwijderd.
Verdere aanwijzingen voor het apparaat:
Reinigen en ontkalken
Als de flensplaat is verwijderd, kan het
reservoir via de inspectieopening worden
gereinigd. Gebruik geen ontkalkingspomp
en behandel de emaillaag en bescher-
mingsanode niet met ontkalkingsmid-
delen.
Reservoir aftappen:
–
Sluit de afsluiter in de toevoerleiding
voor koud water
–
Draai de warmwaterkranen van alle aftap-
punten helemaal open.
–
Het aftappen geschiedt via de
aftapkraan. In het onderste deel van het
reservoir blijft een restant water achter.
Tijdens het aftappen kan er warm
!
water uitkomen.
Uitwisselen van de anode.
Anode controleren en evt. vervangen
indien het rode lampje op het bedienings-
paneeltje brandt.
Anode niet verwisselen. ! Afb. 3
!
Signaalanode (37) met boring t.b.v.
de drukschakelaar (38) best. nr: 26 48 64
Bij het vervangen van de signaalanode, is
het belangrijk , dat deze drukschakelaar
waterdicht gemonteerd wordt.
Anode (39) zonder boring best.nr: 26 49 84
25