41 DIAGNOSE
Wanneer de PRG-toets wordt ingedrukt, wordt
aangegeven of er een FEK is aangesloten.
42 RESET WP
In geval van een storing kan de warmtepomp
gereset worden. Door het indrukken van de
PRG-toets, met de instelling op AAN en het
herhaald indrukken van de PRG-toets wordt
de opgetreden storing gereset. De compres-
sor treedt na de verstreken stilstandtijd weer
in werking. De storing blijft in de storingslijst
opgeslagen.
43 LOOPTIJDEN
Als u op de PRG-toets drukt, worden na elkaar
de looptijden in uren van de compressor en de
tweede warmtebron getoond. De looptijden
kunnen alleen met een hardware-reset wor-
den gewist.
2.14 Maatregelen bij storingen
Storingen die zich in de installatie of de
warmtepomp voordoen, worden op het display
weergegeven. Bij de Installatieparameters
Inbedrijfname en Info Temp kunnen alle
parameters worden afgelezen die noodzakelijk
zijn voor de uitgebreide installatieanalyse.
Voor het detecteren van storingen moeten alle
beschikbare parameters van de WPMi worden
geanalyseerd voordat de schakelkast van de
warmtepomp wordt geopend.
Wanneer de veiligheidstemperatuurbegrenzer
van de overgangsverwarming is geactiveerd,
wordt dit niet door de regelaar aangegeven.
De veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB)
(pos. 22, afb. 3, pagina 13) kan door de
specialist worden gereset door de resetknop
in te drukken. De oorzaak van het aanspreken
van veiligheidstemperatuurbegrenzingen is
meestal lucht in het verwarmingscircuit of een
te lage verwarmingsvolumestroom.
2.14.1 Storingsaanduiding op de display: spe-
cifieke warmtepomp- resp.
hardware-storing
HD SENSOR MAX
Foutmelding (knipperen)
Alle storingen worden op het display weerge-
geven.
48
Bij alle optredende storingen wordt de
warmtepomp uitgeschakeld. De stilstandtijd
wordt ingesteld en met uitzondering van Pers-
gas max worden alle storingen in de storings-
lijst opgenomen.
2.14.2 Storingsaanduiding op de display:
voelerstoring
VOELERBREUK
De storingscode heeft betrekking op
!
de temperatuurvoeler, die onder de
installatieparameter Info. Temp. opgevraagd
kan worden.
Bij een storing worden de fouten niet in
de storingslijst opgenomen. De installatie
wordt niet uitgeschakeld. Na het verhelpen
van de storing verdwijnt de aanduiding di-
rect van de display.
De lijst onder de installatie-parameter
INFO TEMP a.u.b. in acht nemen (zie pagina 8).
Voeler
Buitentemperatuur
Afstandsbediening
Werkelijke warmwater-
temperatuur
Werkelijke WP-retour-
temperatuur (H1)
Werkelijke aanvoer-
temperatuur mengcircuit (H2)
Werkelijke WP-aanvoer-
temperatuur
Werkelijke brontemperatuur
HD-sensor
2.14.3 Storingsmelding met DCO actief
In combinatie met de datacommunicatiecon-
troller DCO actief worden bij de bovenstaande
voelerstoringen de storingscodes (E75 – E130)
per SMS aan een geautoriseerde ontvanger
verstuurd. Bovendien worden de volgende sto-
ringscodes per SMS verstuurd:
Relais blijft hangen
Geen vermogen
Lage druk
Hoge druk
HD-sensor max
2.14.4 Warmtepomp loopt niet.
Warmtepomp staat op stand-by modus [ ]
Oplossing: veranderen in programmafunktie
Er is sprake van " spertijd "-standbysymbool
knippert [ ]
Oplossing: afwachten ,na afloop van de sper-
tijd loopt de warmtepomp vanzelf weer aan.
Er is geen warmtevraag.
Oplossing: installatieparameter INFO TEMP
Temperatuurcontrole werkelijke en ingestelde
temperatuur.
Eventuele foutieve afzekering
Oplossing: Zie technische gegevens
De warmtepomp kan alleen op-
!
nieuw worden gestart wanneer de
storingen verholpen zijn en de warmtepomp
is gereset (Reset WP).
Overige parameters die beschikbaar zijn voor
de installatieanalyse:
Quik start:
Check alle warmtepomp-compressoren door
een quick-start
Storings-
Relaistest:
code
Test alle relais in de WPMi
E 75
Installatie analyse:
E 80
Installatieanalyse voor het testen van alle be-
E 76
schikbare BUS-deelnemers.
Reset WP:
E 73
Reset van de warmtepomp om de opgeslagen
storingen weer te wissen.
E 70
E 72
Resetmogelijkheden WPM i
Resetten door bediening van de
E 71
draaischakelaar Van Auto naar Reset en weer
terug. De specifieke installatieprogrammering
E 130
wordt gehandhaafd. De storingslijst wordt niet
gewist.
Resetten door de draaischakelaar van Auto
en Reset te draaien en weer terug, terwijl
tegelijkertijd de PRG-toets wordt ingedrukt.
Op de display moet EEPR verschijnen
(hardware-reset van EEPROM). De WPM i
wordt teruggezet in de afleveringsstand,
de fabrieksinstelling. De storingslijst wordt
E 20
gewist.
Parameter 34 EEN FASE moet bij enkelfasige
E 21
apparaten weer op ON worden ingesteld.
E 22
E 23
E 24