Figuur 71
Linkerhandrem weergegeven
1. Kabelanker
2. Houd het draaduiteinde
hier
3. Meten
4. Borgmoer
10. Stel de handrem buiten werking.
11. Draai de wielnaaf met de hand in beide richtingen ten
opzichte van de hendel.
Opmerking: Zorg ervoor dat het blok van de hendel
de wielnaaf niet raakt.
12. Als er geen beweging is tussen de naaf en de hendel,
moet u de afstelling herhalen (de vrijgavehendels van de
aandrijfwielen moeten zich in de vrije stand bevinden).
13. Nadat u de remmen aan beide zijden van de maaier
hebt ingesteld, moet u de remhendel minimaal zes keer
bedienen zodat de kabel goed gaat liggen.
14. Controleer opnieuw de lengte van de veer; stel de
parkeerrem in werking en herhaal stap 8 tot en met 12
als de lengte nog niet in het correcte bereik valt.
15. Draai de vrijgavehendels van de
aandrijfwielen naar de bedrijfsstand; zie
De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken (bladz. 28).
16. Plaats de achterbanden en draai de wielmoeren aan met
een torsie tussen 122 en 129 Nm.
17. Haal de kriksteunen weg.
5. Hendel
6. Drukveer
7. Stang met draaduiteinde
8. Naaf
Onderhoud riemen
Riemen controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren
Riemen controleren. Tekenen dat een riem aan het slijten is,
zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de
messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken
en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
Aandrijfriem van maaidek
vervangen
Belangrijk: De bevestigingen op de deksels van deze
machine zijn zo ontworpen dat ze op het deksel blijven
zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle
bevestigingen op een deksel een paar slagen losser zodat
het deksel loszit maar nog wel bevestigd is en draai de
bevestigingen daarna pas helemaal los totdat het deksel
eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de
bouten van de borgringen losdraait.
Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het
draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien,
gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de
riem als u deze zaken constateert.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Breng het maaidek omlaag naar een maaihoogte 76 mm.
4. Draai de bouten waarmee de aandrijfriemkappen aan
het maaidek zijn bevestigd los, en verwijder de kappen
(Figuur 72).
1
1. Draai de bout los
5. Gebruik een ratelsleutel in de vierkante opening in
de arm van de spanpoelie om de druk op de veer te
verminderen (Figuur 73).
6. Verwijder de riem van de poelies van het maaidek.
50
2
Figuur 72
2. Verwijder de
aandrijfriemkap
G020553