Onderhoud
aandrijfsysteem
De sporing afstellen
1. Schakel de aftakasschakelaar uit.
2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand.
3. Zet de gashendel halverwege tussen de standen Snel
en Langzaam.
4. Zet beide rijhendels helemaal vooruit tot aan de aanslag
in de T-sleuf.
5. Controleer de sporing van de machine.
6. Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai
dan de bouten los en pas de linker aanslagplaat op de
linker T-sleuf aan tot de machine recht rijdt.
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai
dan de bouten los en pas de rechter aanslagplaat op de
rechter T-sleuf aan tot de machine recht rijdt.
8. Zet de aanslagplaat vast.
Figuur 63
Linkerrijhendel afgebeeld
1. Rijhendel
2. Bout
g019756
3. Aanslagplaat
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 90 kPa.
Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude
banden worden gecontroleerd.
Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch en
hoeven niet op spanning te worden gehouden.
De wielmoeren controleren
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een torsie van
122 tot 129 Nm.
Sleufmoer van wielnaaf
controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren
Om de 500 bedrijfsuren
Zie Figuur 65 om te bepalen welk soort moer is gemonteerd.
1. Soort A (zwarte afwerking) 3. Soort B (gele zink)
2. 0,76 mm
•
Soort A (zwarte afwerking):
Draai de sleufmoer vast met een torsie van 286-352 Nm.
Opmerking: Gebruik geen anti-seize op de wielnaaf.
•
Soort B (gele zink):
1. Verwijder de borgpen en gooi deze weg.
46
Figuur 64
Figuur 65
4. 6 mm