3
Kadreer het beeld.
Beweeg de zoomknop of de zijzoomknop om de positie van het zoomobjectief te
veranderen.
Als u het onderwerp uit het oog verliest tijdens het maken van opnamen in de
telezoomstand, drukt u op de p (terugkeerzoom)-knop om het zichtbare gebied tijdelijk
te verbreden, zodat u het onderwerp eenvoudiger kunt kadreren.
Uitzoomen
C
Een statief gebruiken
In de volgende situaties adviseren we een statief te gebruiken om de camera te stabiliseren:
- Bij fotograferen bij weinig licht met de flitsstand ingesteld op W (uit)
- Wanneer de zoomstand een telestand is
Wanneer van een statief gebruik wordt gemaakt om de camera tijdens opname te
stabiliseren, stelt u de Vibratiereductie in het setup-menu (A113) in op Uit om
eventuele fouten door deze functie te voorkomen.
Wanneer u de camera op een statief bevestigt, moet u ervoor zorgen dat de camera niet
valt wanneer u het objectief in- of uitzoomt. Schuif één poot van het statief uit in de
richting van het onderwerp en schuif de andere twee poten op een gelijke afstand naar u
toe uit.
De camera kan bij bediening lichtjes bewegen, zelfs als deze op een statief is bevestigd,
wat voor interferentie kan zorgen met de autofocus. Wacht enkele seconden nadat u de
camera heeft bediend en druk dan langzaam op de ontspanknop.
Met de zoom in groothoekstand
Basisstappen voor fotograferen en weergeven
Beelden opnemen
Inzoomen
23
p-knop
Met de zoom in telestand
Inzoomen
Uitzoomen