10
Elektrische aansluiting
10.1
Belangrijke aanwijzingen
Informatie betreffende de elektrische aanslui-
tingen van de warmtepomp, via de klemtoewij-
zing van de I/O-module alsook de elektrische
aansluitschema's vindt u in de afzonderlijke
gebruikshandleidingen "Elektrische aansluiting"
en "WP Manager Smart-Control"
AANWIJZING!
Bij een aanwezige sperring van de warmte-
pomp door het energiebedrijf (EB-schakeling),
moet het besturingscontact S40 van de Smart
Control regelaar worden gebruikt.
11
Inbedrijfstelling
11.1
Bedieningspaneel en
instructie
voor de inbedrijfstelling
De standaardvariant voor het regelen van de com-
plete installatie is de Comfort-basisregeling.
Optioneel kan de installatie ook met de regelaar de
Smart-Control plaatsvinden.
Met de Smart-Control wordt de volledige verwar-
mingsinstallatie bediend en aangestuurd. De
bediening van de Smart-Control verloopt via de
bedieningseenheid.
De bedieningseenheid wordt als wanduitvoering
geleverd en kan centraal worden gemonteerd.
Neem voor de inbedrijfstelling de volgende punten
in acht:
n
De verwarming is gevuld conform VDI 2035
met VE-water (volledig ontzout). Wij raden het
toevoegen van REMKO volledige verwar-
mingsbescherming aan (zie hoofdstuk "Water-
behandeling").
n
Er moet een water- resp. systeemtemperatuur
van min. 20 °C in de retourleiding worden
gewaarborgd (bijv. door middel van verwar-
mingsstaaf / noodverwarmingsbedrijf).
n
Het volledige verwarmingsnetwerk is gespoeld,
gereinigd en ontlucht (incl. hydraulische afstel-
ling).
n
De warmtepomp wordt niet vrijgegeven als
de buitentemperatuur onder 10 °C op de
buitensensor wordt gemeten en de waterin-
laattemperatuur (retour) onder 15 °C is.
AANWIJZING!
Bij het niet in acht nemen van bovenvermelde
punten kan de inbedrijfsstelling niet plaats-
vinden. De hieruit voortvloeiende schade valt
niet onder de garantie!
AANWIJZING!
Alle aansluitingen moeten overeenkomstig gel-
dende normen deskundig worden geïsoleerd.
49