REMKO modulaire energiecentrales
Mediumleidingen
De mediumleidingen kunnen als koper-, staal- of
kunststofbuizen zijn uitgevoerd. Om drukverlies te
minimaliseren moeten alleen stromingsgunstige fit-
tingen worden gebruikt. Bij het plaatsen moeten de
grote volumestromen, hogere drukverliezen als
gevolg van een water-glycolmengsel en de mini-
mumvolumestroom van de warmtepomp in acht
worden genomen.
Voor het koelbedrijf moet de leiding dampdiffusie-
dicht worden geïsoleerd. Eventueel de actuele
EnEV in acht nemen. Buiten moet een UV-besten-
digheid worden gerealiseerd.
30
4.10
Condensaataansluiting en
gewaarborgde afvoer
Condensaansluiting
Door het verijzen bij de lamellencondensor, ont-
staat er tijdens verwarmingsbedrijf condens.
De in het gebouw gemonteerde condensleiding
n
moet gelegd worden met een verval van min. 2
%. Monteer eventueel dampdiffusiedichte iso-
latie.
n
Bij gebruik van het apparaat bij een buitentem-
peratuur van minder dan 4 °C, moet worden
gezorgd voor een vorstvrije plaatsing van de
condensafvoer. Daarnaast moeten de onder-
zijde van de bekleding van de behuizing en de
condensopvangbak vorstvrij worden gehouden,
om een doorlopende afvoer van condens te
waarborgen. Monteer eventueel een lintverwar-
ming langs de leiding.
Na het leggen controleren op een vrije afvoer
n
van het condens en zorgen voor een perma-
nente lekdichtheid.
n
Als een centrale condensafvoer is gewenst,
moet ter plaatse een condensaatbak worden
geplaatst.
Opstelling van apparaten op een strokenfunde-
ring (Single uitvoering)
200 mm
3
3
6
8
Afb. 22: Condensafvoer, infiltratie van condens en
strokenfundering (doorsnede)
1:
Warmtepomp
2:
Oscillatiedemper
1
2
3
4a
4b
5
6
8
7