5.3 Alarm reset
Er zijn 2 mogelijke manieren om het alarm te resetten. Deze kun-
nen geselecteerd worden via de SL en SP schakelaars.
•
SL: Droogloop.
•
SP: Hoge druk.
Fig. 7
SL
SP
•
M (Manueel). Wanneer het opgetreden alarm is verdwenen,
kunnen de pompen herstarten door op de Reset toets te druk-
ken.
•
A (Automatisch). Wanneer druk/niveau uit de alarmzone zijn
verdwenen, herstarten de pompen automatisch.
5.4 Instelling van druk
De pompen worden in- en uitgeschakeld in overeenstemming met
de drukken, ingesteld op de drukschakelaars.
Een gemeenschappelijk differentieel (S) druk (uitschakeldruk –
inschakeldruk = S druk) moeten ingesteld worden op de druk-
schakelaars. De uitschakeldruk verschilt respectievelijk 0,3 tot
0,5 bar tussen iedere pomp (cascadestap).
Voorbeeld:
•
3 pompen.
S druk
•
= 1,5 bar.
•
Cascadestap = 0,3 bar.
•
Pr 1, 2, 3
= drukschakelaar 1, 2, 3.
•
P 1, 2, 3
= pomp 1, 2, 3.
Drukschake-
Inschakel-
laar/
druk
pompnummers
[bar]
Pr 1 / P 1
2,6
Pr 2 / P 2
2,3
Pr 3 / P 3
2,0
Fig. 8
Pr 1
Pr 2
Pr 3
Pr 1
Pr 2
Pr 3
1 pomp
2 pompen
in werking
in werking
Uitschakel-
S druk
druk
[bar]
[bar]
4,1
1,5
3,8
1,5
3,5
1,5
Cascade-
stap
S druk
3 pompen
in werking
De instellingen van de drukschakelaars Pr 2 en Pr 3 zijn in da-
lende volgorde, als voorgesteld in de tabel en fig. 8.
Wanneer water wordt afgenomen, zal het aangevoerde water
eerst uit de balgketel komen. Wanneer de druk verder zakt tot de
eerste inschakeldruk, zal de eerste pomp inschakelen. Als de wa-
terafname verder toeneemt, zullen meer pompen inschakelen, tot
wanneer het verbruik overeenstemt met de capaciteit van de wer-
kende pompen.
Wanneer de waterafname daalt, zal de druk in de perscollector
dalen tot aan de uitschakeldruk en de CS 1000 schakelt 1 pomp
uit. Als de afname verder daalt, worden meerdere pompen uitge-
schakeld, tot aan de laatste.
NB: Iedere drukschakelaar is gerelateerd tot 1 pomp en niet
noodzakelijk tot dezelfde pomp wanneer "te alterneren pompen"
werd geselecteerd met de DIP schakelaars, zie punt 5.2 Selectie
van werking .
Drukschakelaar Pr 1 moet op de hoogste in- en uitschakeldruk in-
gesteld worden.
5.5 Drukschakelaars
Op iedere drukschakelaar, moeten de volgende instellingen ge-
maakt worden:
•
uitschakeldruk.
S druk (differentieeldruk).
•
NB: De inschakeldruk is ingesteld als: de uitschakeldruk –
Sdruk.
Fig. 9
2
1. Uitschakeldruk:
+ om te verhogen.
– om te verlagen.
2. S druk (differentieeldruk):
+ om te verhogen.
– om te verlagen.
1
7