ii. Verlenging
Sommige patronen kunnen worden verlengd tot 2 keer de
oorspronkelijke lengte. U kunt het patroon verlengen door
op de functietoets (F5) direct onder het verlengingspictogram
te drukken.
a. Normale lengte
b. Verlengd
3. Druk na deze instellingen op de toets Terug (F1).
Het LCD-scherm geeft de vorige modus aan.
(Steekinformatiemodus)
C. De steekbreedte en lengte instellen
De machine stelt de steekbreedte en -lengte in die geschikt zijn
voor het patroon.
1. U kunt veranderingen aanbrengen door op de functietoets
(F4) direct onder de breedte- en lengtemarkering te drukken.
2. Het LCD-scherm verandert om de steekbreedte en -lengte
te tonen.
Voor een smallere steek drukt u op functietoets F2 (–).
Voor een bredere steek drukt u op functietoets F3 (+).
Voor een kortere lengte drukt u op functietoets F4 (–).
Voor langere lengte drukt u op functietoets F5 (+).
De vooraf ingestelde steekbreedte en -lengte worden aangegeven
als een gemarkeerd getal.
Wanneer u op de toets Terug (F1) drukt, geeft LCD de vorige
modus aan (Steekinformatiemodus).
A. Voor rechte steekpatronen (nr. 1, 2, 3, 4, 5, 7) veranderen
de steekbreedtetoetsen de naaldpositie.
Om de naald naar links te verplaatsen, drukt u op functietoets F2.
Om de naald naar rechts te brengen, drukt u op functietoets F3.
Let op: Wanneer verdere breedte- of lengteaanpassingen
niet mogelijk zijn, zal de machine meerdere hoorbare piepjes
uitzenden. Als de breedte-, lengte- of cijferpictogrammen niet
zijn aangegeven, kan het patroon niet worden gewijzigd.
Aanpassingen aan de patronen kunnen worden gemaakt tijdens
het naaien.
B-ii
F5
C
25