Draadspanning
Deze machine past de draadspanning automatisch aan wanneer
het patroon is geselecteerd.
U kunt de draadspanning echter als volgt veranderen.
1. Druk op de functietoets F5 direct onder het spanningssymbool.
2. Het LCD-scherm verandert in de draadspanningsmodus.
3. Om de bovendraadspanning te verhogen, drukt u op de
functietoets F5 (+).
4. Om de bovendraadspanning te verlagen, drukt u op de
functietoets F4 (-).
Het vooraf ingestelde spanningsnummer wordt gemarkeerd.
Het symbool "
" geeft de absolute draadspanning aan.
Door op de functietoets F3 (AUTO) te drukken, wordt de
draadspanning teruggezet op de vooraf ingestelde waarde.
Door op de functietoets F1 te drukken, keert het LCD-scherm
terug naar de vorige modus (Steekinformatiemodus).
Wanneer een ander steekpatroon wordt geselecteerd, keert de
draadspanning terug naar de vooraf ingestelde waarde.
U kunt beginnen met naaien in deze modus en de spanning
veranderen tijdens het naaien.
A. Vooraf ingestelde draadspanning
De boven- en onderdraad grijpen ongeveer in het midden van
de stof in elkaar.
B. Wanneer draadspanning wordt verhoogd
De onderdraad verschijnt op de bovenkant van de stof.
C. Wanneer de draadspanning wordt verlaagd
De bovendraad verschijnt op de onderkant van de stof.
D. Draadspanning (met uitzondering van rechte steek)
De draadspanning moet worden ingesteld op een iets lossere
spanning dan die voor een rechte steek.
De bovendraad moet een beetje te zien zijn op de onderkant van
uw stof, bijvoorbeeld bij decoratief naaien.
E. Handige tips
1. Als uw steken eruit zien zoals op de afbeelding, de steken op
de bovenkant van de stof zijn goed, maar de onderkant heeft
veel lussen, betekent dat gewoonlijk dat de bovendraad niet
goed is ingeregen. Raadpleeg pagina 36 voor inrijgen op de
juiste manier.
2. Als na controle van de bovendraad de onderdraad nog steeds
te zien is op de bovenkant, controleer dan of de spoel goed is
aangebracht. Raadpleeg pagina 34 voor de juiste instelling.
F5
F1
F3
F4
F5
23