RIJDEN MET UW VOERTUIG
vmo2012-012-524
Natte remmen verminderen het remvermogen van uw voertuig. Laat de remmen
altijd drogen door ze meermaals te activeren wanneer het voertuig uit water, mod-
der of sneeuw komt. Voorzie een langere remafstand.
Nabij water is er vaak modder of moerasland. Let op voor onverwachte gaten of
inzinkingen. Kijk ook uit voor rotsblokken, stronken enz. die gedeeltelijk begroeid
zijn.
Rijden op het ijs
Als u over bevroren water moet, controleer dan goed of het ijs dik genoeg is om het
totale gewicht van uzelf, uw passagier (2-UP-modellen), uw voertuig en de lading
te dragen. Kijk zeker uit voor open water. Dit wijst erop dat het ijs niet overal even
dik is.
De bestuurder van een 2-UP-model is verantwoordelijk voor de veiligheid van de
passagier. In geval van twijfel mag u zich niet op dit terrein begeven.
IJs maakt het voertuig ook moeilijker bestuurbaar. Vertraag en geef nooit bruusk
gas. Anders gaan de banden spinnen en kan het voertuig kantelen of de passagier
wegslingeren (2-UP-modellen). Vermijd bruusk remmen. Ook dit kan tot ongecon-
troleerd doorschuiven en kantelen van het voertuig leiden. Rijd nooit in smeltende
sneeuw. Die kan de werking en besturing van het voertuig immers blokkeren.
Rijden over besneeuwde oppervlakken
Let bij de inspectie voor het vertrek speciaal op die plekken op het voertuig waar
sneeuw- en ijsafzettingen de zichtbaarheid van het achterlicht en de reflectoren
kunnen belemmeren, ventilatieopeningen kunnen verstoppen, de radiator en ven-
tilator kunnen blokkeren en de beweging van de bedieningshendels, schakelaars
en rempedaal kunnen bemoeilijken. Controleer voor u de ATV start of besturing,
gas, remmen en pedalen zonder enige belemmering kunnen worden bediend.
Als een ATV over een besneeuwd pad rijdt hebben de wielen minder tractie,
waardoor het voertuig anders gaat reageren op de inputs van de bestuurder. Op
oppervlakken met minder grip reageert het voertuig minder scherp en precies,
wordt de remafstand langer en zit er geen snee op de versnelling. Vertraag en
geef nooit bruusk gas. Daardoor kunnen de banden beginnen tollen en kan het
voertuig door oversturen gaan schuiven. Vermijd bruusk remmen. Dat kan het
________
_______
VEILIGHEIDS-INFORMATIE
59