• Wanneer er geluid wordt ingevoerd naar de microfoon, wordt het volume van andere
kanalen dan het microfoonkanaal verlaagd.
• U kunt de instelling van de talkover-modus en het dempingsniveau wijzigen bij
[TALKOVER] in [MY SETTINGS] (pagina 84).
MIC FX-knoppen
4.
Selecteer een effect dat u op het microfoongeluid wilt toepassen. De geselecteerde knop
brandt.
— [ECHO] : Produceert een echo-effect door meerdere keren een vertraagd geluid
toe te voegen dat wegsterft.
— [PITCH] : Wijzigt de toonhoogte van het microfoongeluid.
— [MEGAPHONE] : Laat het microfoongeluid klinken alsof u door een megafoon
spreekt.
MIC FX PARAMETER-knop
5.
Regelt de kwantitatieve parameters voor het effect dat geselecteerd is met de [MIC FX]-
knop.
MIC REVERB-knop
6.
Zet de microfoonnagalm aan en uit. De knop brandt als deze functie ingeschakeld is.
MIC REVERB PARAMETER-knop
7.
Regelt de kwantitatieve parameters voor de nagalm die op het microfoongeluid wordt
toegepast.
BEAT FX-indicator
8.
Gaat branden wanneer de [CH SELECT]-knop in het Beat FX-gedeelte op [MIC] staat,
en knippert wanneer Beat FX op het microfoongeluid wordt toegepast.
MIC-knop
9.
Zet de microfoon aan en uit. De knop brandt als deze functie ingeschakeld is.
• Als u de knop ingedrukt houdt, staat de microfoon aan terwijl de knop ingedrukt is en
gaat deze uit wanneer u de knop loslaat (indrukken om te spreken).
10. MIC 1 PHANTOM ON/OFF-knop
Houd deze knop ingedrukt om fantoomvoeding aan en uit te zetten. De knop brandt
wanneer deze functie ingeschakeld is en DC +48V-fantoomvoeding wordt geleverd aan
de XLR-stekker van de [MIC 1]-aansluiting.
• Zet fantoomvoeding aan wanneer u een condensatormicrofoon gebruikt.
35
Microfoon