10. CROSSFADER ASSIGN (A, THRU, B)-keuzeschakelaar
Hiermee wijst u het kanaaluitgangsgeluid aan de crossfader toe.
— [A] : Toewijzen aan de [A]-zijde (links).
— [THRU] : Omzeilt de crossfader.
— [B] : Toewijzen aan de [B]-zijde (rechts).
11. Crossfader
Regelt de volumebalans tussen het kanaaluitgangsgeluid volgens de crossfadercurve
die is gespecificeerd met de [CROSSFADER]-schakelaar. Als u deze naar de [A]-zijde
schuift, wordt het geluid dat is toegewezen aan [A] uitgevoerd, en als u deze naar de [B]-
zijde schuift, wordt het geluid dat is toegewezen aan [B] uitgevoerd.
12. EQ CURVE-schakelaar
Selecteert de functie (isolator of equalizer) die met de [EQ/ISO (HI, MID, LOW)]-knoppen
moet worden afgesteld.
Master-gedeelte
13. LEVEL-knop
Regelt het volume voor het mastergeluid.
14. CLIP-indicator
Brandt wanneer buitensporig volume wordt uitgevoerd uit de [MASTER 1]- of [MASTER
2]-aansluiting.
15. Masterniveau-indicator
Toont het volumeniveau van het mastergeluid dat naar de [MASTER 1]-, [MASTER 2]- of
[DIGITAL MASTER OUT]-aansluiting wordt uitgevoerd.
Fadercurve-gedeelte
16. CH FADER-schakelaar
Stelt de kanaalfadercurve in.
—
: Verhoogt het volume snel als de kanaalfader dicht naar de bovenste positie
wordt verplaatst.
—
: Verhoogt het volume gelijkmatig als de kanaalfader omhoog wordt
verplaatst.
—
: Verhoogt het volume snel als de kanaalfader vanaf de onderste positie wordt
verplaatst.
Audio-uitgang
26