4.4.3
Lijst met parameters van gebruikersprogramma's
18
Bedieningsmodus instellen
Lijst met bedieningsmodi: CW, CCW, REC, ATR, EAL (zie
hoofdstuk 3 voor een beschrijving van de modi)
Werksnelheid instellen
In de continue rotatiemodi (CW en CCW) kan de werksnel-
heid worden ingesteld van 100 toeren tot 2500 toeren (in
stappen van 50 toeren per minuut).
In de REC-modus kan de werksnelheid worden ingesteld
van 100 toeren tot 500 toeren (in stappen van 50 toeren
per minuut).
In de ATR-modus kan de werksnelheid worden ingesteld
van 100 toeren tot 500 toeren (in stappen van 50 toeren
per minuut).
In de REC- en ATR-modus is de werksnelheid de gemid-
delde snelheid van één hoekbeweging (snelheid inge-
steld voor zowel voorwaartse als achterwaartse hoeken).
Maximale torsie instellen
In de CW-modus met continue rotatie kan de maximale
torsie worden ingesteld van 0,4 N.cm tot 5,0 N.cm, afhan-
kelijk van de ingestelde snelheid:
• 100-350 rpm Max. koppel: 5,0 N.cm
• 400-500 rpm Max. koppel: 4,5 N.cm
• 550-650 rpm Max. koppel: 4,0 N.cm
• 700-1200 rpm Max. koppel: 3,0 N.cm
• 1250-1500 rpm Max. koppel: 2,0 N.cm
• 1550-2000 rpm Max. koppel: 1,5 N.cm
• 2050-2500 rpm Max. koppel: 1,0 N.cm
In de REC-modus kan de maximale torsie worden
ingesteld van 2,0 N.cm tot 5,0 N.cm, afhankelijk van de
ingestelde snelheid:
• 100-350 rpm Triggerkoppel tussen 2,0 N.cm
en 5,0 N.cm
• 400-500 rpm Triggerkoppel tussen 2,0 N.cm
en 4,5 N.cm
In de ATR-modus kan de activeringstorsie worden inge-
steld van 0,4 N.cm tot 4,0 N.cm.
In de CCW-modus met continue rotatie kan de maxima-
le torsie niet worden ingesteld.