3 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa (40 bar).
OPMERKING
Gebruik ALTIJD een aanbevolen bubbeltestoplossing, die
u bij uw verdeler kunt kopen.
Gebruik NOOIT zeepwater:
▪ Zeepwater kan namelijk barsten in componenten
veroorzaken, zoals in de doppen van flaremoeren of
afsluiters.
▪ Zeepwater kan zout bevatten en zout absorbeert vocht
dat zal bevriezen als de leidingen koud worden.
▪ Zeepwater
bevat
verbindingen aantast (tussen de flaremoer uit messing
en het getrompte koperen gedeelte).
14.3.5
Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van – 1 00,7 kPa (– 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
compressorunit of laat u ze dicht. Zie
vullen" [ 4 26] voor meer informatie.
14.3.6
Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Vergeet niet de vloeistof- en de gasleidingen te isoleren (voor alle
units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
Vochtigheid
uur
≤30°C
75% tot 80% RV
>30°C
≥80% RV
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit of in de
warmtewisselaarunit zou kunnen terechtkomen via openingen in
de isolatie en leidingen doordat de compressorunit hoger staat
dan de binnenunit of de warmtewisselaarunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
RKXYQ5T8 + RKXYQ8T7Y1B
VRV IV-compressorunit voor binneninstallatie
4P499900-1B – 2021.12
ammoniak
dat
de
getrompte
"14.4.3 Koelmiddel
Minimumdikte
15 mm
20 mm
14 Installatie van de leidingen
a
Isolatiemateriaal
b
Afdichtingsmateriaal, enz.
14.4
Koelmiddel bijvullen
14.4.1
Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
WAARSCHUWING
▪ Gebruik UITSLUITEND R410A als koelmiddel. Andere
stoffen
kunnen
veroorzaken.
▪ R410A
bevat
gefluoreerde
waarde van het aardopwarmingsvermogen (GWP)
bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de
atmosfeer.
▪ Wanneer
u
koelmiddel
veiligheidshandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik IN om
de carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de compressorunit, de warmtewisselaarunit en de
binnenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet
voordat de communicatie tussen de compressorunit, de
warmtewisselaarunit en de binnenunits op een correcte
manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens te beginnen met de vulprocedures:
▪ In het geval van 5 HP: Controleer of het 7-
segmentendisplay normaal is (zie
activeren" [ 4 31]), en of er geen storingscode op de
gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als een
storingscode wordt weergegeven, zie
op basis van storingscodes
▪ In het geval van 8 HP: Controleer of de aanduiding op
het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de
compressorunit normaal is (zie
activeren" [ 4 31]).
weergegeven, zie
oplossen" [ 4 39].
storingscodes
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten units (warmtewisselaarunit
+ binnenunits) worden herkend (instelling [1‑5]).
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
b
a
ontploffingen
en
ongelukken
broeikasgassen.
Zijn
bijvult,
gebruik
ALTIJD
"16.1.4 Stand 1 of 2
"19.1 Problemen
oplossen" [ 4 39].
"16.1.4 Stand 1 of 2
Als
een
storingscode
wordt
"19.1 Problemen op basis van
25