5. Meet uw hartslag als u dat wilt.
U kunt uw hartslag meten door de handgreep met
polssensor of de optionele borstkas-polssensor te
gebruiken (zie pagina 21 voor informatie over de
optionele borstkas-polssensor).
Opmerking: als u tegelijk de borstkas-polssen-
sor draagt en de handgreep met polssensor
gebruikt, geeft het bedieningspaneel uw hart-
slag niet nauwkeurig aan.
Als er een velletje
plastic op de metalen
contactpunten van de
handgreep met
polssensor zit, verwi-
jder het dan. Om uw
hartslag te meten, houd
de handsensoren vast
met uw handpalmen
tegen de metalen con-
tactpunten. Beweeg uw
handen niet en houd de handsensoren niet te
stevig vast.
Wanneer uw hartslag wordt vastgesteld, dan ver-
schijnt deze op de display. Voor een juiste
hartslagmeting, houdt u de contactpunten
ongeveer 15 seconden lang vast
Als uw hartslag niet aangegeven wordt, zorg er
dan voor dat u uw handen goed op de sensoren
geplaatst hebt zoals hierboven aangegeven wordt.
Zorg ervoor dat u uw handen niet teveel beweegt
en houd de metalen contactpunten ook niet te ste-
vig vast. Maak, voor de beste werking, de metalen
contactpunten schoon met een zachte doek.
Gebruik nooit alcohol, schuur- of chemische
middelen.
6. De ventilator aanzetten als u dat wilt.
Druk herhaaldelijk op de Coolaire Ventilator
[COOLAIRE FAN] toets om de ventilator aan en uit
te zetten.
7. Het bedieningspaneel wordt wanneer u klaar
bent met het gebruik van de ellipstische trainer
automatisch uitgeschakeld.
Zie HOE HET BEDIENINGSPANEEL UIT TE
SCHAKELEN op pagina 17.
HOE EEN VOORINGESTELDE WORKOUT TE
GEBRUIKEN
1. Begin te stappen of druk op een toets op het
bedieningspaneel om het bedieningspaneel in
te schakelen.
Zie HOE HET BEDIENINGSPANEEL IN TE
SCHAKELEN op pagina 16.
2. Kies een voorafingestelde workout.
Als u een workout of de iFit Traningsinstelling hebt
Huidig
gekozen, druk op de Menu-toets [MENU] om naar
segment
het hoofdmenu terug te keren.
Om een voorafin-
gestelde workout te
kiezen, drukt u her-
haaldelijk op de toename
of afname toets naast de
Enter [ENTER] toets en
kies WORKOUTS. Druk
dan op de Enter toets.
Druk vervolgens op de toename en afname toet-
sen om de gewenste workoutcategorie te kiezen.
Druk dan op de Enter toets.
U kunt ook, om een workoutcategorie of de hand-
matige instelling te kiezen, herhaaldelijk op de
Workouts toets drukken.
Druk op de toename en afname toetsen op de
gewenste subcategorie te kiezen. Druk dan op de
Enter toets.
Druk op de toename en afname toetsen om de
naam van de gewenste trainingscategorie te
kiezen. De tijdsduur van de workout, de maximale
rpm (staptempo), de maximale weerstandsin-
stelling en een profiel van de weerstandinstel-
lingen van de workout zullen op de rechterkant
van de display aangegeven worden. Druk dan op
de Enter toets.
3. Begin te stappen om met de workout te
starten.
Elke workout is verdeeld in segmenten van 1-min-
uut. Een weerstands- en een na te streven
rpminstelling (staptempo) zijn voor elk segment
geprogrammeerd. Opmerking: u kunt dezelfde
weerstands- en/of dezelfde na te streven rpmin-
stelling voor meerdere opeenvolgende segmenten
inprogrammeren.
18