5.3.3
Controle van de gemonteerde unit
Procedure
1. Markeer met behulp van een waterpas de bevestigingspunten "A" van
de muurbeugel op de gewenste positie. Boor gaten met een diameter
van 8 mm en een diepte van 40 mm.
2. Plaats de meegeleverde kunstof pluggen in de gaten een bevestig de
muurbeugel met de meegeleverde schroeven. Alvorens de schroeven
aan te draaien moet de muurbeugel met behulp van een waterpas ho-
rizontaal worden uitgericht.
3. Maak de schroeven van het voorpaneel (stoomzijdig) los en verwijder
het voor paneel.
4. Verwijder de stoomcilinder (zie hiervoor hoofdstuk 6.3.1 van de onder-
houds- en bedieningsinstructies).
5. Plaats de unit op de muurbeugel en bevestig vervolgens de unit aan de
muurbeugel. Gebruik hiervoor de meegeleverde schroeven "B".
6. Plaats de stoomcilinder weer in de bevochtiger (zie hiervoor hoofdstuk
6.3.1 van de onderhouds- en bedieningsinstructies).
7. Plaats het voorpaneel of de voorpanelen en maak de schroeven hiervan
weer vast.
controleer de volgende punten:
is de unit op de juiste plaats gemonteerd (zie hoofdstuk 5.3.1)?
is de plaats van opstelling sterk genoeg?
is de unit goed uitgelijnd, verticaal en horizontaal?
is de unit goed bevestigd (zie hoofdstuk 5.3.2)?
is het voorpaneel/zijn de voopanelen op de juiste wijze geplaatst en met
de schroeven bevestigd.
33