3.8.2.3
Ventilatorunits FAN4... and Turbo...
FAn4...
turbo...
De ventilatorunits FAn4... en turbo... ten behoeve van bevochtiging direct
in de ruimte, worden gecombineerd met de stoombevochtigers nordmann
At4. normaal gesproken worden de units van het type FAn4 direct op de
bevochtiger gemonteerd, maar deze kunnen ook los van de bevochtiger aan
de muur worden bevestigd. De ventilatorunits van het type turbo moeten
separaat van de bevochtiger worden bevestigd aan de muur of onder het
plafond (geldt alleen voor turbo).
Het toe te passen type en aantal ventilatorunits is afhankelijk van de stoom-
capaciteit en kan worden bepaald met behulp van de tabel in hoofdstuk 3.7.1.
opmerking: Verdere informatie over de ventilatorunits FAn4... en turbo wordt
gegeven in de handleiding die wordt verstrekt tesamen met de ventilatorunit.
Belangrijke opmerking over de IP beschermingsklasse: Als op een later
tijdstip de nordmann At4 met ventilatorunit FAn4 moet worden gebruikt
zonder deze ventilatorunit (bijvoorbeeld bij een ombouw naar kanaaltoepas-
sing), moeten de open gaten in de omkasting worden afgedicht met pluggen.
Wanneer de gaten niet worden afgedicht kan de iP21 beschermingsklasse
niet langer worden gegarandeerd.
21