Inhoudsopgave
Advertenties
Figuur 13. Merlin Antenne, met het antennesnoer, de groene indicatielampjes van de
telemetriesterkte en de blauwe statuslampjes
1. Antennesnoer
2. Groene indicatielampjes voor de telemetriesterkte
3. Blauwe statuslampjes
7.
Wanneer het opstartscherm van de programmer verschijnt, wordt het pictogram "Gereed
voor verbinding met apparaat" zichtbaar onder de menutoets Tools. Zie RF-
telemetriepictogrammen (pagina 17).
8.
Plaats de inductieve telemetriekop boven het apparaat van de patiënt.
9.
Selecteer de toets Interrogate (Ondervragen) op de programmer. Nadat de ondervraging
voltooid is, geeft het Merlin PCS het scherm FastPath™ Summary weer. Het pictogram
"Actieve RF-telemetrieverbinding" verschijnt onder de menutoets Tools. Zie RF-
telemetriepictogrammen (pagina 17).
10. De indicatielampjes voor de telemetriesterkte op de Merlin Antenne en het Merlin PCS geven
aan dat er telemetriecommunicatie tussen de Merlin Antenne en het apparaat plaatsvindt.
Eén brandend lampje geeft aan dat er telemetrie plaatsvindt. Als er meer lampjes branden,
is het signaal sterker. Verplaats de Merlin Antenne indien nodig voor betere communicatie.
Zie Suboptimale RF-communicatie (pagina 29).
11. Zodra de RF-telemetrie tot stand is gebracht, kunt u de inductieve telemetriekop weghalen
van de patiënt. Begin de programmeersessie.
LET OP: Plaats de Merlin Antenne op ten minste 20 cm (8 in) afstand van de
patiënt en van andere apparaten die aangesloten zijn op de draadloze poort van
het Merlin PCS.
Gebruik de Merlin Antenne niet als de behuizing beschadigd is.
Sluit de Merlin Antenne op geen enkel ander apparaat aan dan op het Merlin PCS.
16
Advertenties
Inhoudsopgave
