4
Plaatsen van het apparaat
40
Schakel het apparaat met de netschakelaar rechts achter in.
I = AAN; O = UIT
Het inschakelen wordt door een akoestisch signaal bevestigd.
Het apparaat wordt even geïnitialiseerd.
Er volgt een weergave (hier slechts als voorbeeld) van de software-
versie op het viercijferige LED-display. Deze aanduiding verdwijnt
na 2 seconden, en er verschijnt "00.00". Na het inschakelen zijn
op het bedieningspaneel van het apparaat en het afzonderlijk
bedieningspaneel de weergavevelden en LED's van alle
geactiveerde functies verlicht.
Op het driecijferige LED-display wordt de telkens laatst ingestelde
waarde voor de snijdikte (of trimsnijdikte) aangegeven, naargelang
welke instelling het laatst geactiveerd was. Dit geschiedt tegelijker-
tijd op bedieningspaneel en microtoom. De LED van de actieve
modus (hier de snijdikte) brandt groen.
Als de rode LED in het E-STOP-veld van het bedieningspaneel van
het apparaat brandt,
• is de noodstop-functie geactiveerd (de noodstop-knop is
ingedrukt of de voetschakelaar bediend); of
• is de dummy-stekker (of de optionele voetschakelaar) niet goed
verbonden met de aansluiting of helemaal niet verbonden.
Als de gele LED in het M-STOP-veld van het bedieningspaneel
brandt, is de mechanische handwielvergrendeling of de
handwielrem geactiveerd.
Als de gele LED in het M-STOP-veld van het bedieningspaneel
knippert, is de elektronische rem geactiveerd.
Het apparaat kan niet worden gestart zolang de LED brandt of
knippert.
Versie 1.2, revisie C