Ventilator
Ga na of er zich geen stof heeft vastgezet aan de binnenzijde van
de ventilator en op de schoepen: Door het stof vermindert het
luchtdebiet met als gevolg een vervuilende verbranding.
Ketel
Reinig de ketel volgens de voorschriften zodat opnieuw over de
originele verbrandingsgegevens wordt beschikt. En in het bijzon-
der: druk in de verbrandingskamer en temperatuur van rookgas-
sen.
Stroom naar de vlambeveilinging
Verwijder eventueel stof van het raampje.
Trek de vlambeveilinging krachtig naar buiten om hem uit te trek-
ken; ze wordt slechts door de druk op haar plaats gehouden.
Minimumwaarde voor een correcte werking: 70 µA.
Als de waarde minder bedraagt, kan dat afhangen van het vol-
gende:
-
vlambeveilinging is leeg
-
lage spanning (lager dan 187 V)
-
slechte regeling van de brander
Gebruik voor de meting een microampèremeter van 100 µA c.c.,
in serieschakeling aangesloten op de vlambeveilinging, volgens
het schema, met een condensator van 100 µF - 1V c.c. in paral-
lelschakeling aangesloten op het instrument.
D1143
WERKING MET STOOKOLIE
Pomp
De onderdruk moet lager zijn dan 0,45 bar.
Er mag geen lawaai zijn.
Indien de druk niet constant is of de pomp een hinderend lawaai
voortbrengt, ontkoppel dan de flexibel van de filter en zuig brand-
stof aan uit een reservoir dat zich in de nabijheid van de brander
bevindt.
Op die manier kunt u vaststellen of de afwijking te wijten is aan
de aanzuigleiding of aan de pomp.
Als de oorzaak van de problemen bij de aanzuigleiding ligt, con-
troleer dan of de filter niet vuil is en of er geen lucht binnenkomt
in de leiding.
Filters
Controleer de filtertrommels van de lijn en op de verstuiver die
aanwezig zijn in de installatie.
Voer indien nodig de reiniging of de vervanging uit.
Als in de pomp roest of andere onzuiverheden aanwezig zijn,
moet het water en andere eventuele onzuiverheden van de bo-
dem van de tank uitgezogen worden met een afzonderlijke pomp.
Verstuivers
Er wordt aanbevolen de mondstukken jaarlijks te vervangen,
tijdens het periodieke onderhoud.
Reinig de opening van de verstuivers niet.
Flexibele leidingen
Controleer of ze in goede staat zijn.
Tank
Zuig ongeveer elke 5 jaar met een afzonderlijke pomp het water
op de bodem van de tank uit.
Onderhoud
Verbranding
Als de waarden van verbranding, gemeten bij het begin van de
werkzaamheid, niet voldoen aan de van kracht zijnde normen, of
in ieder geval niet de waarden van een goede verbranding zijn,
raadpleeg dan onderstaande tabel en neem indien nodig contact
op met de Technisch Hulpdienst om de nodige regelingen uit te
voeren.
EN 267
CO
max. theoretisch
2
0 % O
2
15,2
Gaslekken
Controleer of er geen gaslekken zijn op de leiding gasmeter-
brander.
Gasfilter
Vervang de gasfilter wanneer hij vuil is.
Verbranding
Als de waarden van verbranding, gemeten bij het begin van de
werkzaamheid, niet voldoen aan de van kracht zijnde normen, of
in ieder geval niet de waarden van een goede verbranding zijn,
raadpleeg dan onderstaande tabel en neem indien nodig contact
Afb. 56
op met de Technisch Hulpdienst om de nodige regelingen uit te
voeren.
EN 676
CO
max. theore-
2
GAS
tisch
0 % O
G 20
11,7
G 25
11,5
G 30
14,0
G 31
13,7
7.2.4
Controle van de druk van de lucht en het gas
in de branderkop
Om deze handeling uit te voeren, moet een manometer gebruikt
worden voor de meting van de lucht- en de gasdruk op de bran-
derkop, zoals is aangeduid in Afb. 57.
Controle van
gasdruk
57
NL
Teveel aan lucht
Max. vermo-
Min. vermo-
gen
1,2
1,3
IJking CO
%
2
= 1,2
= 1,3
12,6
WERKING MET GAS
Teveel aan lucht
Max. vermo-
Max. vermogen
1,2
1,3
IJking CO
%
2
= 1,3
= 1,2
2
9,7
9,5
11,6
10,7
11,4
10,5
20124909
CO
gen
mg/kWh
100
11,5
Tab. W
CO
gen
mg/kWh
100
9
100
8,8
100
100
Tab. X
Controle
van lucht-
druk
Afb. 57
20109572