Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Na Het Opstarten; Het Verwarmingssysteem Afregelen; Installatieprotocol - Danfoss DHP-A Opti Installatiehandleiding

Voor woningen
Verberg thumbnails Zie ook voor DHP-A Opti:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatiehandleiding
10.6.3
Geluidscontrole
Tijdens het transport en de installatie bestaat een zeker risico dat de warmtepomp beschadigd raakt of dat onderdelen verschuiven of
verbuigen. Dit kan geluiden veroorzaken. Het is daarom belangrijk om de warmtepomp te controleren na de installatie en voordat deze
in bedrijf wordt gesteld, om er zeker van te zijn dat alles in orde is. Laat de warmtepomp zowel in de verwarmings- als de warmwatermo-
dus draaien en controleer of er geen ongewone geluiden zijn. Controleer tegelijk ook of zich geen ongewone geluiden voordoen elders
in het huis.
DHP-A Opti; bij werking van de ventilator komt er geluid uit het buitengedeelte – controleer tijdens handmatige bediening of zich bij u thuis
en bij geen van de buren geluidsoverlast voordoet
10.6.4

Na het opstarten

Houd er rekening mee dat het enige tijd duurt voordat de warmtepomp een koud huis heeft verwarmd. U
N
kunt de warmtepomp het best op zijn eigen tempo laten werken en GEEN waarden in het regelsysteem ver-
hogen of wijzigen om te proberen het huis sneller op te warmen.
Als zich bij de inbedrijfstelling een alarm voor hoge of lage druk voordoet, betekent dat meestal dat het res-
pectievelijk het verwarmings- of het brinesysteem lucht bevat.
10.6.5

Het verwarmingssysteem afregelen

Om te zorgen voor een uitgebalanceerd verwarmingssysteem en een gelijkmatige en aangename binnentemperatuur, moet het verwar-
mingssysteem worden afgesteld aan de hand van het onderstaande voorbeeld.
Het afstellen van het verwarmingssysteem kunt u voor een optimaal effect het best uitvoeren gedurende
N
koude periodes.
Het afregelen moet verspreid over een aantal dagen plaatsvinden, omdat de binnentemperatuur slechts lang-
N
zaam verandert vanwege de traagheid van het verwarmingssysteem.
1. Kies de kamer van het huis waar de hoogste temperatuur gewenst is, 20-21 °C, als referentiekamer voor de binnentemperatuur.
2. Plaats een thermometer in de kamer.
3. Open alle kranen van het verwarmingssysteem volledig.
4. Laat de KAMER-waarde van de warmtepomp ingesteld op 20 °C. Zie Servicehandleiding, Belangrijke parameters voor nadere inlich-
tingen.
5. Noteer op verschillende tijdstippen in de loop van 24 uur de temperatuur in de referentiekamer.
6. Stel de KAMER-waarde zo af dat de referentiekamer de gewenste binnentemperatuur van 20-21 °C bereikt. Vergeet niet dat andere
kamers tijdens het afregelen verschillende temperaturen zullen hebben, die later kunnen worden afgesteld.
7. Als de KAMER-waarde meer dan 3 °C omhoog of omlaag moet worden bijgesteld, moet in plaats daarvan de STOOKLIJN-waarde
worden bijgesteld. Zie Servicehandleiding, Belangrijke parameters voor nadere inlichtingen.
8. Als de binnentemperatuur ondanks het afregelen met meerdere graden varieert, moet mogelijk een specifiek deel van de verwar-
mingscurve worden aangepast. Controleer dan bij welke buitentemperatuur de variatie het grootst is en pas de curve aan bij de
betreffende waarde (STOOKLIJN 5, STOOKLIJN 0, STOOKLIJN -5). Zie Servicehandleiding, Belangrijke parameters voor nadere inlichtin-
gen.
9. Als de referentiekamer gedurende 24 uur een gelijkmatige temperatuur van 20-21 °C heeft, kunt u de kranen van het verwarmings-
systeem in de andere kamers afstellen zodat hun binnentemperatuur gelijk is aan die van de referentiekamer of lager.
10.7

Installatieprotocol

Vul het Installatieprotocol in de Gebruikershandleiding in.
Danfoss Heating Solutions
Warmtepompen voor woningen
VMGFQ210
69

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave