Installatiehandleiding
3.3.1
Aanbevolen locatie
Om problemen met condensvorming voor de brineleidingen te vermijden, wordt geadviseerd om binnen-
shuis de brineleiding zo kort mogelijk te houden.
De warmtepomp moet op een stabiele vloer worden geplaatst, liefst een betonnen vloer. Bij plaatsing op houten vloeren moet de vloer
worden verstevigd, zodat deze het gewicht kan dragen van de warmtepomp inclusief een volle boiler (zie technische gegevens voor de
betreffende warmtepomp). Een oplossing is het aanbrengen van een minimaal 6 mm dikke metaalplaat onder de warmtepomp. De me-
taalplaat moet op meerdere balken rusten, zodat het gewicht van de warmtepomp over een groter oppervlak verdeeld wordt. Als de
warmtepomp wordt geïnstalleerd in een nieuwbouwwoning, is hiermee tijdens de bouw meestal rekening gehouden en zijn de balken
verstevigd op de plek waar de warmtepomp moet komen. Controleer altijd of dit het geval is bij installaties in nieuwbouwwoningen.
Plaats de warmtepomp niet in een hoek, want het geluid van de warmtepomp kan worden versterkt door de aangrenzende muren. Het
is ook belangrijk om de warmtepomp met behulp van de verstelbare poten zo af te stellen dat deze waterpas op het voetstuk staat.
3.3.2
Benodigde ruimte
De warmtepomp mag niet worden ingebouwd, omdat de temperatuur in de kast zeer hoog wordt.
Voor de plaatsing, installatie en de daarop volgende test- en onderhoudswerkzaamheden moet er voldoende ruimte rondom de warm-
tepomp zijn, overeenkomstig de hieronder vermelde afmetingen:
10 mm
Danfoss Heating Solutions
Warmtepompen voor woningen
300 mm
600 mm
VMGFQ210
11