systeem geregeld. KOELSTAND ACTIEF geeft de laagste buitentempera-
tuur aan waarbij productie van koeling is toegestaan.
5.6
Temperaturen aflezen
BEDRIJFSGEGEVENS
BUITEN
KAMER
AANV.LEIDING
RETOURLEIDING
AANV. SYSTEEM
SHUNTGROEP 1
SHUNTGROEP 2
Hier worden de verschillende temperaturen getoond, die de installatie
heeft. Alle temperaturen worden terug in de tijd opgeslagen, zodat ze
ook in de vorm van grafieken kunnen worden weergegeven.
Als voor KAMER 20°C wordt aangegeven, heeft dat geen gevolgen voor
de stooklijn. Als KAMER hoger of lager is, wordt aangegeven dat de
stooklijn omhoog of omlaag is verschoven.
5.7
Bedrijfstijd aflezen
BEDRIJFSTIJD
COMPRESSOR
COMPRESSOR SL
VERWARMING
KOELING
WARMWATER
BIJVERW. 1
BIJVERW. 2
BIJVERW. 3
EXT. BIJVERWARMING
COMPRESSOR toont de totale tijd in uren die de warmtepomp sinds de
installatie in bedrijf is geweest.
BIJVERWARM. 1, 2 en 3 hebben betrekking op het elektrische verwar-
mingselement en de verschillende vermogensstappen daarvan.
Lage temperaturen kunnen condens veroorzaken.
0˚C
20˚C
38(40)˚C
34(55)˚C
35(40)˚C
32(35)˚C
28(30)˚C
OH
OH
OH
OH
OH
OH
OH
OH
OH
Tussen haakjes worden de instelwaarde voor de
aanvoerleiding en de max-waarde voor de retour-
leiding getoond. De max-waarde geeft aan bij
welke temperatuur de compressor wordt stopge-
zet. In dit menu kunnen geen waarden worden
gewijzigd.
Gebruikershandleiding VUGFB110 – 21