• Til het achterwiel op, schakel de Boschaan-
drijving uit en draai aan de pedalen. Als de
crank moeilijk te draaien is en u een onge-
lijkmatige weerstand voelt, dan is de ket-
ting te strak gespannen.
KETTINGSPANNING INSTELLEN
• Bij modellen met een terugtraprem moet
u eerst de bevestigingsschroef/-schroeven
van het remanker een beetje losdraaien.
• Bij modellen zonder verschuifbare uit-
valpaden moet u de asmoeren een paar
slagen losser draaien. Bij modellen met
verschuifbare uitvalpaden moet u de vier
bevestigingsschroeven A een paar slagen
losser draaien.
B
• Bij modellen zonder verschuifbare uitval-
paden trekt u het achterwiel naar achteren
en trekt u daarbij de asmoeren weer licht
aan. Bij modellen met verschuifbare uitval-
paden draait u beide stelschroeven B aan
weerskanten met een gelijk aandraaimo-
ment. Door met de klok mee te draaien
gaat de ketting strakker zitten, tegen de
klok in losser.
• Controleer opnieuw de kettingspanning
bij verschillende crankposities.
• Controleer of het achterwiel correct is
uitgelijnd in de rijrichting.
• Draai de schroeven A en eventueel het re-
manker met het correcte aandraaimoment
weer vast.
Versnelling en rem controleren
Door de verandering van de kettingspan-
ning verandert de positie van het achter-
wiel. Controleer bij velgremmen altijd of de
remblokjes nog precies de velgrand raken.
Zie hiervoor ook pagina 40.
A
GEVAAR!
Foutieve montage kan leiden tot
storingen in de werking of uitval
van de versnellingen en de rem-
men. Controleer na het instellen
van de kettingspanning altijd of
de versnellingen en de remmen
goed werken.
LET OP!
Bij de modellen Avenue, Culture
en Kendu neemt de kettingspanning
bij het inveren van het achterwiel
licht toe. Daarom is het hier extra
belangrijk dat u de ketting niet te
strak spant!
51