Belangrijke Wenken
Tijdens de inrijperiode is het
aan
te
bevelen
het
nieuwe
voertuig niet
te
zwaar
te
belas-
ten.
Dit geldt ook als
een
gereviseerde motor,
versnellingsbak
of
dif
ferentieel
is
ingq-
bouwd.
Voor
de
eerste
1500
km geldt
daarom:
Rijd niet met volle belasting.
Rijd niet met
een aanhangwagen.
-
Schakel
tijdig terug; een relatief
hoog
toerental is minder schadelijk
dan
over-
belasting bij een
laag
toerental.
Rijd
na
een koude
start
in een
lage versnel-
ling en
met een matig toerental,
totdat
de
koelvloeistoftemperatuu
r
50"
C bedraagt.
Kiik tijdens het rijden
regelmatig
op het
in-
strumentenpaneel en neem maatregelen
bij
het waarnemen
van
onregelmatigheden.
Laat
de motor niet
onnodig
stationair
draai-
en.
Dit
is schadelijk voor de
motor
en geeft
onnodige vervuiling
van
het milieu.
Laat de
motor
na
een lange
ril,
zo mogelijk
nog
enkele minuten stationair
draaien,
alvo-
rens hem
af
te
zetten.
De
koeling
van
de motor wordt
thermosta-
tisch
geregeld. Daarom is het afdekken
van
de radiateur in de winter, volkomen
overbo-
dig.
Bij
motoren
met
intercooling
is
het
afdek-
ken
van
de radiateur zelfs verboden, omdat
dit,
t.g.v.
onvoldoende koeling
van
de
inlaat-
lucht, schadelijke
gevolgen
voor
de
motor
heeft.
Het
verwijderen
van één
op
beide
ther-
mostaten
in
verband met
een
(te)
hoge
koel-
vfoeistoftemperatuur heeft geen
zin,
omdat
de
motortemperatuur hierdoor nog
verder
kan
oplopen.
De
turbocompressor is
een precisie-instru-
ment.
Daarom
moet
elk
abnormaal geluid
dat door de turbocompressor
wordt
veroor-
zaakt,
onm iddel
I
ijk
worden gemeld.
Als
de
druk in de
luchtketels bij
stilstaande
motor
snel
terugloopt, duidt dit
op een lek
in
het
luchtdruksysteem. Omdat de veiligheid
van het remsysteem hierdoor wordt
vermin-
derd, moet de
lekkage zo
snel mogelijk
wor-
den hersteld.
Acculaden, starten en lassen
bii
voertuigen
met elektronische systemen.
Het
voertuig
is
voorzien
van een
wis-
selstroomdynamo
en
elektronische
onder-
delen.
Om
misverstanden
te
voorkomen dient
men
zich in alle
gevallen
te
houden aan
de
vol-
gende instructies.
Neem
nooit
de
accuklemmen
los bii
een
draaiende motor!
Laden
Bij het
laden van de
accu's dient het
laadap-
paraat
parallel te worden aangesloten
op de
+
en
klem.
Bij
'normaal-laden' mogen
de
accukabels
gemonteerd blijven.
Bij het
'snelladen' moeten
de
+
en
de
kabel van het
voertuig worden losgenomen.
Lassen
Bij
het
lassen aan een
voertuig
moet eerst
de
minkabel
van de
accu's worden losgeno-
men. Verder moeten
alle
verbindingen
tus-
sen
cabine
en
chassis worden onderbroken.
,1
.t
$